De duimafdruk van Bewick

Steyn Bergs

Vanitas vanitatum omnia vanitas: ijdelheid der ijdelheden. Op een negentiende-eeuws werk van grafisch kunstenaar en natuurkundige Thomas Bewick bezet dit spreekwoord uit het boek Prediker een verder anonieme grafsteen. Op een andere houtgravure van Bewick heeft de kunstenaar zijn eigen duimafdruk geplaatst. De merkwaardige afdruk, die eigenlijk nogal lomp over het afgebeelde landschap heen walst, laat zich lezen als een direct forensisch bewijs van de aanwezigheid van de kunstenaar in zijn werk. Tentoonstelling Mit Mokka nach Mekka, for Bruce cirkelt dan ook rond het thema van de artistieke zelfrepresentatie.

Toegegeven, ‘artistieke zelfrepresentatie’ is een behoorlijk brede noemer, een concept dat zo open is dat je er enorm veel verschillende soorten werk aan kunt koppelen. En dat is ook precies wat de tentoonstelling in Kunstverein doet: een erg heterogene groep kunstwerken samenbrengen vanuit een soort vermoeden dat er tussen de werken onderling een aantal discursieve verbanden zouden kunnen ontstaan. Of liever, dat die verbanden ontdekt zouden kunnen worden. De selectie aan werken is opmerkelijk: naast de houtgravures van Bewick telt Mit Mokka… een sculptuur van de Duitse beeldhouwer Meuser, foto’s die Brâncusi van zijn eigen beelden maakte en een collage die Christof Nüssli en Christoph Oeschger maakten van het politiedossier van fotograaf en activist Miklós Klaus Rózsa.

Bovendien bevat de tentoonstelling twee vitrinekasten met een waaier aan zeldzame uitgaven van allerlei avant-gardistische kunsttijdschriften. De modernistische sculpturen van Brâncusi, te zien op dia’s, zoeken dan weer explicieter aansluiting bij de andere werken. Het erg specifieke stijlidioom waarmee Brâncusi zijn eigen werken op foto vastlegde (in zijn eigen atelier of in situ, en vaak met een uitgesproken clair-obscur) onthult zijn visie op zijn eigen beeldhouwstukken; de foto’s zijn gelaagde documenten waarin de kunstenaar tegelijk auteur is van de werken en voor hun reproductie instaat. Op sommige foto’s ontwaar je op de gladde oppervlakten van zijn sculpturen een vervormd portret van Brancusi met zijn camera. Dichterbij de duimafdruk van Bewick komt geen enkel ander stuk in de tentoonstelling.

De Rózsa-collage van Nüssli en Oescher, samengesteld uit recent vrijgekomen documentatie van de politie – die de dissidente Rózsa jarenlang in de gaten hield – moet een onderdeel worden van het kunstenaarsboek over Rózsa waaraan Nüssli en Oeschger momenteel werken. Maar de drukkunst is natuurlijk vooral vertegenwoordigd in de vele kunstenaarstijdschriften die Mit Mokka… tentoonstelt. Deze oorspronkelijke stukken, van Andy Warhols blad Interview over magazines van L’internationale situationiste en CoBrA tot het Jan Cremer journaal, bieden stuk voor stuk zicht op hoe de kunstenaars zichzelf trachtten te profileren.

Er zijn tentoonstellingen die weinig meer doen dan een bestaand theoretisch discours uitbeelden, net zoals er ook tentoonstellingen zijn die een bepaalde discursieve status quo positief weten te problematiseren of uit te diepen. Mit Mokka… leunt dichter tegen de laatste categorie. De tentoonstelling laat zich lezen als een mini-essay in wording waarin de ideeën in essentie al vervat zitten, maar zonder dat ze scherp gearticuleerd worden. De conceptuele omlijning staat nog op losse schroeven; het geheel is zoals hierboven aangegeven enigszins slordig, maar wel op een intelligente en productieve manier. Hoe dan ook, je kunt stellen dat Mit Mokka… een belangwekkende selectie aan werken toont op een manier die uitdaagt tot het betere kijk- en denkwerk.