Curiosity killed the cat

Alexander Mayhew
Roger Caillois, tentoonstellingsovericht CURIOSITY (2014), foto: Cassander Eeftinck Schattenkerk

Een tentoonstellingstitel waar het woord curiosity in voorkomt doet mijn gedachten direct afdwalen naar het Pitt Rivers museum in Oxford, het grootste curiositeitenkabinet dat ik tot nu toe heb mogen aanschouwen. Augustus Henry Lane Fox Pitt Rivers schonk in 1884 een verzameling van twintigduizend archeologische en etnografische objecten aan de Universiteit van Oxford. Deze verzameling bestond zowel uit kunstvoorwerpen als uit alledaagse gebruiksobjecten en er sprak een grote voorkeur uit voor wapentuig. Inmiddels maakt de oorspronkelijke collectie ongeveer een tiende uit van de totale museumcollectie.

Pitt Rivers gebruikte de objecten in zijn collectie om zijn ideeën over de evolutie van vormgeving en technologie te illustreren. De grote kracht van het museum is dat bezoekers letterlijk van de ene verbazing in de andere vallen. Het voelt ook niet als een museum, maar meer als de zolder van een zonderlinge verzamelaar, die elk moment tevoorschijn kan komen. Je krijgt het gevoel voortdurend zelf op ontdekkingstocht te zijn. De eindeloze hoeveelheid curiositeiten verveelt geen moment en je kunt uren in het museum doorbrengen.

In de reizende tentoonstelling Curiosity kan de hoeveelheid objecten en kunstwerken om praktische redenen niet eindeloos zijn. Samensteller Brian Dillon heeft een selectie gemaakt, die wil laten zien hoe het zoeken naar het wonderlijke en het afwijkende nog steeds een rol speelt in de hedendaagse kunst. Dillon is hoofdredacteur van Cabinet, een tijdschrift dat zich erop richt nieuwsgierigheid over de wereld waar wij in leven aan te moedigen en de definities van kunst en cultuur op te rekken.


De tentoonstelling vult hij in door een aantal historische objecten en kunstwerken te combineren met het werk van hedendaagse kunstenaars. De uitgangspunten van zijn intrigerende tijdschrift blijken echter niet één op één toepasbaar op een tentoonstelling. Al snel wordt duidelijk dat de door hem gekozen hedendaagse kunstwerken niet kunnen wedijveren met bijvoorbeeld Albrecht Dürers haarscherpe houtsnede van een rinoceros uit 1515, de wonderbaarlijke negentiende-eeuwse glazen modellen van zeewezens van vader en zoon Rudolph en Leopold Blaschka of de bijzondere geslepen agaten uit de stenencollectie van Roger Caillois. Onduidelijk is overigens waarom Dillon voor zo’n overbekend beeld van Dürer heeft gekozen. Het is een wel erg letterlijke illustratie van het thema. Wanneer je de hele geschiedenis tot je beschikking hebt, zou je toch met iets verrassenders of obscuurders op de proppen kunnen komen.

Het is wonderlijk hoe saai, banaal, gemakzuchtig en navelstaarderig sommige hedendaagse kunstwerken binnen deze tentoonstelling ogen. Nina Katchadourian en Richard Wentworth spannen hierbij de kroon. Katchadourian maakt in een vliegtuigtoilet zelfportretten met toevallig beschikbare materialen, waardoor zij ietwat lijken op vijftiende-eeuwse Vlaamse portretten – zeer geschikt voor op Facebook of Instagram en als item op boredpanda.org. Wentworths fotoserie Making Do and Getting by is mogelijk nog vluchtiger. Het gaat om semisculpturale modificaties in de alledaagse omgeving; denk aan de schaduw van een plant op een groene achtergrond. Fantastisch studiemateriaal voor de kunstenaar zelf, maar als autonoom kunstwerk weet het zo weinig nieuwsgierigheid op te wekken, dat er zelfs in de tentoonstellingsgids geen toelichtend woord aan vuil wordt gemaakt.

In zijn tekst Essays at Curiosity, or Eight Ways of Looking in de bij de tentoonstelling verschenen catalogus vraagt Dillon zich het volgende af: ‘Why talk about curiosity? Is it really an interesting subject? Is it really a subject at all?’ Hij geeft jammer genoeg geen antwoord op deze vragen, noch maakt de catalogus duidelijk waar Dillon zijn selectie op heeft gebaseerd. Zowel catalogus als tentoonstelling lijken als los zand aan elkaar te hangen. Dat is jammer, gezien het bijeenbrengen van heterogene objecten zeer bijzondere en evenwichtige tentoonstellingen op kan leveren, zoals Jean-Hubert Martin (curator van de befaamde tentoonstelling Magiciens de la terre uit 1989) vorig jaar bewees met de tentoonstelling Théâtre du monde in La Maison Rouge in Parijs.

Hiervoor dook Martin in de eclectische collectie van de Australische verzamelaar David Walsh, en wist objecten en kunstwerken uit de meest uiteenlopende tijdperken met elkaar te combineren. Hij plaatste bijvoorbeeld een bronzen sculptuur van Max Ernst uit 1961 op een stenen altaar uit de Golanhoogten uit 4000 voor Christus. Hoewel dit enigszins iconoclastisch kan overkomen, leverden de corresponderende vormen niettemin een verrassend nieuw beeld op.

Levert Curiosity dan geen enkele verrassing op? Toch wel. Tacita Deans video Manhattan Mouse Museum toont hoe kunstenaar Claes Oldenburg in zijn atelier kleine curiositeiten uit zijn boekenkast ter hand neemt. De objecten vertegenwoordigen geen grote financiële waarde, maar Oldenburg pakt ze met grote concentratie op, bekijkt ze aandachtig en stoft ze zorgvuldig af met een kwast. De handelingen mogen saai ogen, maar het besef dat juist deze handelingen een integraal onderdeel vormen van Oldenburgs creatieve proces maakt ze onweerstaanbaar fascinerend, en toont de wezenlijke verbondenheid van een verzamelaar met zijn collectie. Die wezenlijke verbondenheid is iets dat in Curiosity node wordt gemist, zowel tussen curator en de door hem gekozen werken als tussen de werken onderling.

Rudolph en Leopold Blaschka, tentoonstellingsovericht CURIOSITY (2014), foto: Cassander Eeftinck Schattenkerk