Avontuur zonder etiket

Anneke van Wolfswinkel
Simon Rycroft en Paul Thursfield, LIGHTFALL (2016)

Direct bij binnenkomst valt je mond al open. In de ruimte zweven glazen buizen, tientallen achter elkaar, als vleugels van vogels. Ze bewegen traag en majestueus, als een aanzwellende golf aan het strand. Met In 20 Steps van Studio Drift is de toon van de tentoonstelling gezet: hier ga je je verwonderen.

Sinds de opening in 2014, is er al een aantal opmerkelijke exposities in de Kazerne te zien geweest. Designautoriteiten als Li Edelkoort en Jeroen Junte stelden hoogwaardige tentoonstellingen samen met toonaangevend en vernieuwend design. Een stichting verzorgt, zonder overheidssubsidie, de inhoudelijke programmering, en het restaurant genereert geld voor onder meer de exposities. Het resultaat is een ontmoetingsruimte voor de disciplines kunst, design en technologie.

De muren van de voormalige marechausseekazerne zijn zwart, op de tafeltjes branden zachte lichtjes, uit de keuken komen keukengeluiden – en dan loop je een grote cirkel binnen, een soort kooi van hangende zwarte repen plastic, waar af en toe een streep ledlampjes oplicht. Als vanzelf ga je in de lichtcirkel staan die in het midden op de vloer is geprojecteerd. Met die beweging wordt een golfje van licht en klank veroorzaakt. Even later sta je in je eentje te dansen, in en uit de cirkel, in samenspel met de kooi die je omringt. De verwondering is compleet.

De interactieve licht- en geluidkooi Lightfall is ontwikkeld door Simon Rycroft en Paul Thursfield, voor Philips Lighting Design. Ook de houten wand van ontwerpcollectief BCXSY is gemaakt in opdracht van Philips. Ze maakten een met fineer bedekte wand met een onregelmatig patroon van openstaande ‘klepjes’. Achter die openingen gaan ledlampjes schuil, die in een rustgevend ritme aan- en uitgaan. Inspiratiebron: het lichtspel van de zon tussen de bladeren van een boom. Wie probeert deze werken een etiket op te plakken, komt er niet uit. Is het lichtkunst? Design? Of een kijkje in de keuken van de onderzoeksafdeling van Philips? En als we die vraag niet kunnen beantwoorden – maakt dat iets uit?

De tweede zaal loop je binnen tussen meer dan manshoge, uit zwart gecoat plaatstaal gemaakte objecten van designduo Daphna Laurens (Daphna Isaacs en Laurens Manders) die doen denken aan leestekens. Het is autonoom design en tegelijk een onderzoek naar oervormen en archetypen. Dan wordt je blik naar de hangende lampen van geblazen glas van Alex de Witte getrokken. Big Bubble heten ze, en ze lijken op grote, langgerekte zeepbellen. Het zijn de enige bruikbare objecten in de expositie.

Door de hele ruimte hangen de lampen, ook boven een zwarte, stijlvol gedekte dinertafel – hier is de menging van functies van De Kazerne goed zichtbaar. Een kloek dressoir en boekenkast uit hout en glas, van ontwerper Joine, maken de inrichting compleet. Hij noemde de kasten Totem Cabinet, en net als Daphna Laurens zoekt hij naar archetypische, iconische vormen. De kasten verbeelden eerder een ‘idee’ van een kast – het praktisch nut lijkt bij dit ontwerp op de tweede plaats te komen. Wel zijn ze heel geschikt om de objecten van Isaac Monté te tonen: stoere vaas-achtige vormen die nog het meest lijken op binnenstebuiten gekeerde geodes. Monté deed onderzoek naar de totstandkoming van stalagmieten, en zijn ‘vazen’ zijn het resultaat van een natuurlijk, geologisch groeiproces: de kristallisatie van mineralen. Het doet denken aan werk van de Britse kunstenaar Roger Hiorns, die in 2008 een volledig interieur van een woning liet ‘overgroeien’ met blauwe kopersulfaatkristallen. Monté wordt ontwerper genoemd, Hiorns beeldend kunstenaar, maar de scheidslijn tussen deze twee is diffuus.

Bij de huidige generatie Nederlandse ontwerpers vormen onderzoek en experiment een steeds belangrijker deel van de ontwerppraktijk. Het duo Guus Kusters en Maarten Kolk loopt voorop in deze ontwikkeling. In samenwerking met het RembrandtLab onderzochten ze de precieze samenstelling van de kleuren die Rembrandt gebruikte in schilderijen als De Nachtwacht en Het joodse bruidje. Kusters en Kolk probeerden te achterhalen welke grondstoffen en recepturen hij gebruikte en vervolgens vertaalden ze die typische Rembrandt-kleuren naar andere materialen. Tientallen schijfjes en cilinders van keramiek staan uitgestald, geglazuurd in verschillende tinten die het palet van Rembrandt inderdaad heel dicht benaderen. Gecombineerd met de reproducties aan de wand ziet het er beeldschoon uit. De presentatie was al te zien in onder meer het Rembrandthuis, maar een eerste vertaling naar een bruikbaar product beleeft hier zijn primeur: textiel in Rembrandt-tinten.

Een conversation piece is Escape zeker. Het laat zien wat voor zee aan mogelijkheden er ontstaat wanneer autonome kunst, toegepast design, materiaalonderzoek en technologische innovatie met elkaar worden verweven. Dat we niet weten welk label we de werken in de tentoonstelling nou moeten geven, is een goed teken: we bevinden ons hier op nieuw terrein, waar nog eindeloos veel te ontdekken valt.