Een vrijkaartje voor de toekomst?

Milou van Oene
Yang Na, VIKI LULU (2010)

Op de 54ste Biënnale van Venetië was hij deze zomer al te zien als Special Feature: de tentoonstelling Future Pass – From Asia to the World. Nu overwinteren de werken in het Rotterdamse Wereldmuseum.

De tentoonstellingsmakers voorzien dat de esthetiek van de 21ste eeuw wereldwijd bepaald zal worden door een nieuwe stijl: animamix. Deze combinatie van computeranimatie en comics is inmiddels uitgegroeid tot een begrip dat zowel de kunstwereld als het dagelijks leven in Azië beheerst. Vooral onder de jonge generatie Aziaten bevredigt animamix als nieuwe esthetiek de behoefte aan originaliteit. Inmiddels zijn kunstliefhebbers, gamespelers en televisiekijkers aan deze kant van de wereld eveneens bekend met de kleurrijke beeldtaal waarin technologie, eeuwige jeugdigheid en meeslepende verhaallijnen de toon zetten voor een complete levensstijl.  

Kunst van Aziatische kunstenaars is populair: denk bijvoorbeeld aan de interventie van Takashi Murakami in Versailles in 2010 en de recente tentoonstellingen van Chinese kunst in Den Haag en van Ayako Rokkaku in de Kunsthal. Er zijn echter maar weinig westerse kunstenaars die de beeldtaal van de animamix overgenomen hebben. Dat de Aziatische invloedssfeer steeds groter wordt is een feit, maar een wereldesthetiek: is dat niet wat voorbarig?  

Dat uitgerekend het Wereldmuseum deze visionaire tentoonstelling mede heeft georganiseerd is zowel logisch als verrassend. Logisch, gezien het de missie van het museum is om “[…] zo veel mogelijk mensen kennis te laten maken met het wereldwijde culturele spectrum, waarbij het zijn kennis over culturen buiten Europa relateert aan ontwikkelingen in Europa en de belevingswerelden van zijn bezoekers.” Die belevingswerelden van de bezoeker bestaan uit het aanbod dat de universele massamedia geschapen hebben. Zo zullen de meeste mensen de meisjes met grote, onschuldige ogen en wonderlijke dierfiguren herkennen uit de populaire mangacultuur en daaruit voortvloeiende computergames en animatieseries.

Aan de andere kant is het verrassend, omdat het museum doorgaans boogt op haar etnografische collectie en zich niet eerder waagde aan een tentoonstelling met moderne beeldende kunst. Vicoria Lu verenigt als gastcurator het beste van beide werelden; de creatief directeur van het Art Today Museum in Beijing kent immers zowel de traditionele oosterse als de westerse moderne kunstwereld. 

Als leidraad door de tentoonstelling heeft zij vijf complementaire tegenstellingen gebruikt die ontleend zijn aan de Chinese filosofie van Yin en Yang, zoals oost/west en verleden/toekomst. Erkenning van die universele samenhang is belangrijk voor het begrijpen van de Aziatische kunst en cultuur. Het is echter vooral het ideaalbeeld van een globaliserende wereldcultuur dat de boventoon voert; zo wordt regelmatig de lofzang afgestoken op de digitale revolutie en de democratiserende gevolgen daarvan. 

Er wordt daarnaast gesteld dat Aziatische kunstenaars met eerbied voor de eigen traditie nieuwe westerse impulsen toe-eigenen om tot een nieuwe, derde weg te komen. Het gevolg is een samensmelting van twee uitersten in -wederom- het gedachtegoed van Yin en Yang. Een voorbeeld daarvan is het kamerscherm van Son Dong-Hyun, gedecoreerd met een enorme zwart-wit illustratie van een metropool die aangevallen wordt door een UFO. Het klassieke oosterse kamerscherm katapulteert zichzelf naar de 21ste eeuw door de afbeelding die sterk doet denken aan de beeldcultuur rondom 9/11. 

Dankzij het internationale netwerk van de organisatie zijn grote namen als Yoshitomo Nara en Takashi Murakami, inclusief diens kunstcollectief Kaikai Kiki, vertegenwoordigd. Murakami’s Floating Campsite vol wuivende en lachende bloemen steekt à la het soepblik van Andy Warhol en de vlinders van Damien Hirst middels schijnbare artistieke eenvoud de draak met de complexe hedendaagse samenleving. Maar er zijn ook minder verhulde aanklachten tegen de klimaatverandering, oliecrisis en de onhoudbare status van de mensenrechten in verschillende Aziatische landen, onder andere te zien in het werk van Wang Ma. Zijn sculpturen waarin allerlei vreemde wezens als helden figureren, dragen titels als Using Wisdom to Capture the Oil Monster No. 12  en Petroleum Prodigy

Andere zalen hangen vol met werken die zo uit het atelier van Rubens of Poussin lijken te komen. Sun Dongxu’s interpretatie van de geboorte van de mythische Venus, Lelya Borisenko’s rubensfiguren en de arcadische landschappen van Leonard Porter lijken letterlijke adaptaties van de westerse kunstgeschiedenis. De vraag is echter of schijn bedriegt. Zijn deze kunstenaars eropuit om zich te meten aan de oude meesters van de westerse schilderkunst? Of steken zij juist de draak met de paradepaardjes van de klassieke kunstgeschiedenis? Ook hier dragen de tentoonstellingsmakers de eerder benoemde derde weg aan als oplossing: de westerse stijl is voor de oosterse kunstenaars een middel om de traditionele hang naar gedetailleerde voorstellingen en theatrale suspense uit te drukken. 

Al die verschillende invalshoeken en uiteenlopende kunstwerken illustreren dat de Aziatische kunstwereld op zoek is naar een eigen identiteit in een wereld waarin steeds meer bruggen tussen continenten geslagen worden. Future Pass is daarmee een interessant, maar ambivalent overzicht van de huidige stand van zaken in het oosten, maar zegt niet zoveel over de toekomst. 

Takashi Murakami, FLOATING CAMPSITE (2011)
Son Dong Hyun, INDEPENDENCE DAY (2011)
Wang Mai, USING WISDOM TO CAPTURE THE OIL MONSTER, (2011) Foto: Haupt & Binder
Lelya Borisenko, THE MOVED VALUES 2 (2009)