Behang om naar te staren (een persoonlijk essay)

Kirsten Spruit
Ryoji Ikeda, 2018, Eye Filmmuseum © Studio Hans Wilschut

Februari 2012, Rotterdam

Zonder plan loop ik een bioscoop binnen tijdens het Internationaal Film Festival Rotterdam. Ik koop een last minute kaartje voor een willekeurige film en neem plaats in de zaal. De lichten gaan uit en op het doek verschijnt het eerste shot: een lege weg. Deze loopt langs de kust, met op de horizon een berglandschap. Gele bloemetjes wiegen zachtjes heen en weer in de berm. Na een minuut of twee komt een auto onze kant op rijden, en verdwijnt links het beeld uit. Terwijl restanten motorgeluid nog te horen zijn, verspringt het beeld naar het volgende shot: een andere lege weg. De kustlijn is verdwenen en we zien een groen landschap met bescheiden heuvels waar de weg omheen krult. De lucht is grijs. De enige beweging is de zon die buiten beeld achter een wolk vandaan komt en langzaam haar licht over het gras laat glijden. Geen auto te bekennen. Volgend shot: weer een lege weg. De film is nu zo’n vijf minuten bezig en ik begin me te realiseren dat dit het misschien wel is: kleine wegen waarop weinig gebeurt. Hoewel de titel van de film niets verhult, was dit niet bepaald wat ik had verwacht toen ik lukraak voor Small Roads koos bij de kassa.

Terwijl de wegen als licht bewegende foto’s stilletjes voorbijkomen, begin ik me steeds rustelozer te voelen. Met spijt denk ik aan hoe ik ook aan mijn ellenlange to-do lijst had kunnen werken. Kan ik weglopen? Mijn buren aan weerszijden zijn al in slaap gevallen. Daarbij werd aan het begin aangekondigd dat de regisseur, James Benning, uit Amerika is overgevlogen om na afloop een Q&A te doen. Benning zit precies naast de uitgang. Weglopen voelt niet als een optie. De telefoon in mijn broekzak kan me ook niet redden van mijn verveling; een verlicht scherm zet mijn gebrek aan concentratie in de spotlight en verstoort daarmee de concentratie van een ander.


Ik besluit me neer te leggen bij het feit dat er niks te doen valt. Voor wat voelt als uren blijf ik daar zitten, starend naar de wegen en verzonken in gedachten. Hier en daar probeer ik te begrijpen wat Benning wil bereiken met deze film. Ik wacht tot de film voorbij is in de hoop dat de Q&A me wijzer maakt. Tevergeefs, want Bennings antwoorden zijn vrij simpel en droog – hij filmde min of meer gewoon wat er voor zijn neus gebeurde. Ik loop enigszins teleurgesteld de bioscoop uit en ga verder met mijn leven.

Juni 2018, Eindhoven

Ik sta te wachten op de lift. Het duurt lang, waarschijnlijk door een afstudeerproject van een medestudent dat beneden de academie in wordt geloodst. Ik denk aan waar ik het mijne komend jaar over wil doen. Iets over tijd, prestatiedruk en burn-out misschien? Ik grijp in mijn broekzak.

In de donkere weerspiegeling van het scherm vang ik een glimp op van mijn vermoeide blik, waarna ik word geconfronteerd met de tegenwoordige tijd en een reeks berichten en e-mails. In een paar vlugge streken opent mijn duim een raster vol gekleurde vierkantjes en gaat zonder na te denken naar die met een paars-geel verloop. Ik tik me een weg door een onsamenhangende stroom aan content en kijk naar beelden van vrienden en vreemden. Ik reis door de tijd en er vormen zich verhalen waarvan ik de boodschap snel denk te begrijpen. De liftdeuren gaan open. Ik stop mijn telefoon weg en ben alweer vergeten wat ik zag en waar ik naar op weg was.

Augustus 2018, Berlijn

Ik slenter door Kreuzberg met een goede vriend. Eigenlijk moet ik werken aan mijn thesis. Het voorstel dat ik eind juni inleverde, over de relatie tussen informatietechnologie en tijdsdruk, was niet goed genoeg en dus moet ik ‘m herkansen na de zomer. Na twee dagen dwalen zonder plan en kletsen zonder filter, belanden we in een café waar ik opeens kan nadenken zonder zorgen.

Ik blader door het boek De Vermoeide Samenleving waarin de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han schrijft over hoe een teveel aan mogelijkheden en motivatie ervoor zorgt dat onze neoliberale prestatiemaatschappij zichzelf langzaam laat opbranden. De snelheid waarmee we kunnen creëren, verspreiden en vergaren wanneer we maar willen, brengt de illusie met zich mee dat we constant bezig kunnen zijn met het optimaliseren van ons leven en onszelf. Ons onbegrensde kunnen zorgt er volgens Han voor dat ‘ons handelen in het teken staat van zoveel mogelijk productie en consumptie’ en we nauwelijks nog ruimte hebben voor de dingen die tijd en reflectie nodig hebben om waarde te onthullen. Wachten – écht wachten – en daarbij geduld kunnen bewaren, lijken schone zaken uit het verleden. Elke minuut kan worden opgevuld, en dus is menig ‘hyperactief prestatiesubject’, zoals Han ons noemt, niet meer gewend om tijd door te brengen met enkel diens eigen gedachten. Een drang naar voorgekauwde informatie en onmiddellijke bevrediging zit het denken in de weg.

Om weerstand te bieden tegen de inkomende stroom aan impulsen en interne bezigheidsdrift, spreekt Han over het belang van negatieve potentie, het vermogen om iets niet te doen. Hierbij refereert hij aan Friedrich Nietzsches idee over een opleiding in kijken: ‘Het oog trainen in rust, geduld, de dingen op-je-af-laten-komen als vooropleiding tot cultuur en geestelijke rijkdom.’ Door het ontwikkelen van een langdurige en langzame blik die niet onmiddellijk elke willekeurige prikkel volgt, kunnen we volgens Han ‘de open ruimte van wat ons toevalt volledig verkennen, terwijl die ruimte gesloten blijft voor de gehaaste actieveling’. Mijn gedachten gaan naar de toevalligheden die op ons pad kwamen terwijl we door Berlijn flaneerden; de gesprekken die stof voor mijn thesis deden opwaaien; het spoor van lege koffiebekertjes dat ons leidde naar dit café om de hoek.

Ik kijk op en om mij heen. Ik tel evenveel laptops als mensen. Iedereen lijkt druk bezig. We verwarren negatieve potentie denk ik al snel met impotentie: het onvermogen om iets te doen. Nietsdoen wordt weggezet als luilakken, een verspilling van tijd, en vandaag de dag lijken de meeste mensen liever moe dan lui. Wellicht is luiheid eigenlijk een actief vermogen tot inactiviteit; de capaciteit om tijd leeg te laten; om niks te verwachten van de tijd die je spendeert. Langzaam begin ik te voelen wat Benning misschien bedoelde en krijgt de ‘meest saaie film die ik ooit heb gezien’ na zes jaar onverwachts betekenis.

December 2018, Amsterdam

Ik staar vanuit de trein naar lege velden die voorbijschieten. Het is de laatste dag dat ik de expositie van de Japanse audiovisuele kunstenaar Ryoji Ikeda kan bekijken in het EYE Filmmuseum. Met een loerende deadline in mijn achterhoofd had ik getwijfeld of ik me een pauze kon veroorloven. Grappig hoe ik zelfs na maandenlang de waarde van niksen en rust te hebben onderzocht, nog steeds nauwelijks in staat ben de tijd daarvoor te nemen. Na een hoop wikken en wegen heb ik toch een trein genomen en loop ik anderhalf uur voor sluitingstijd de zaal binnen. De ruimte is donker met hier en daar een bron van licht. Abstracte structuren en patronen bewegen – soms rustig, soms op hoge snelheid – over stukken muur en vloer. Even overweldigend als kalmerend zijn de soundscapes die uit de speakers klinken. Ik loop verder de ruimte in en raak geïntrigeerd door een projectie die een meterslange wand vult. De vloerbedekking nodigt uit om te gaan zitten, dus neem ik plaats tussen de andere bezoekers en laat me overspoelen door de monochrome golven van pure data. Het werk bestaat uit een reeks van verschillende mathematische composities, waarbij fragmenten voorbijrazen die iets van informatie lijken te bevatten maar onmogelijk te lezen zijn. Mijn gedachten kunnen zich er niet aan vastgrijpen, dus drijven ze wat rond. Ik blijf gebiologeerd kijken terwijl de reeks zich keer op keer herhaalt. Andere bezoekers lijken net zo in trance te zijn als ik, op twee tieners na die tegen de muur aan ongegeneerd portretten van elkaar staan te schieten met hun telefoon. Ik voel de neiging om de mijne te pakken, maar met die bombastische projectie voor mijn neus voelt zo’n klein schermpje opeens nietig. Ik neem een korte video, stop mijn telefoon snel weer weg en drijf verder tot ik word verzocht de ruimte te verlaten.

In de trein terug voel ik me kalm. Ik vraag me af waar de tijd heen ging terwijl ik naar die flikkerende beelden tuurde. Waarom bleef ik nu met gemak anderhalf uur kijken terwijl

diezelfde tijd moeizaam vooruit leek te kruipen die keer dat ik opgesloten zat in de bioscoop? Bennings wegen zijn een stuk trager dan de overdonderende zee van data van Ikeda, maar in hun constante herhaling en gebrek aan duiding, vormden beide werken langzaam om tot een decor voor mijn eigen gedachten. Beide situaties boden mij de juiste condities om me langdurig te laten niksen en reflecteren, alleen maakte de tintelende ruis van Ikeda het niksen draaglijker en zelfs zo fijn dat ik vrijwillig bleef zitten. Misschien is voor ons als hyperactieve prestatiesubjecten een overload als die van Ikeda het meest geschikte behang om naar te staren; een gulden middenweg tussen constante stimulus en leegte.

Februari 2021, Rotterdam

Ik sluit de deur van mijn studio na een hele dag te hebben geschreven aan dit stuk. De deadline is vandaag en ik ben nog steeds niet klaar – of nou ja, tevreden. Waar wil ik nou eigenlijk naartoe met deze aaneenrijging van anekdotes rondom het belang van niksen en dwalen?

Ik loop door de sneeuw naar huis en in mijn hoofd nog eens langs de wegen van Benning, de straten van Berlijn en de zee van Ikeda. Ik denk aan het betoog van Han over negatieve potentie, het vermogen om te aarzelen in een wereld die weinig onderbrekingen kent. Aan hoe de moderne versnelling de verwachting schept dat we net als de machines die we gebruiken altijd maar ‘aan’ moeten staan en kunnen functioneren met een druk op de knop. Zoals ik geen computer ben, is mijn geheugen geen database. Ik vergeet en herinner mijn ervaringen. In de sluimerstand van het niksen en ‘lui zijn’ kan ik de ruimte vinden om mijn ervaringen opnieuw te verkennen en verbinden; in de tussenliggende tijd kunnen ze veranderen en betekenisvoller worden.

Misschien is het punt dat ik met deze tekst wil maken dus wel het steeds weer herinneren van de herinneringen, en de ruimte die daarvoor nodig is. Niet als een eindpunt, maar als voortschrijdend proces waarin inzichten onderweg bovendrijven en evolueren, en de uiteindelijke conclusie continu wordt bijgesteld.

Kirsten Spruit is grafisch ontwerper, media kunstenaar en medeoprichter van radio collectief Good Times Bad Times.

Ryoji Ikeda, 2018, Eye Filmmuseum © Studio Hans Wilschut