Il faut être absolument isolé

Maaike Lauwaert
À l’intérieur: slaapkamer, San Ming

Momenteel vindt in Marres, centrum voor contemporaine cultuur in Maastricht, een serie tentoonstellingen plaats waarin de negentiende-eeuwse figuren van de dandy, de verzamelaar en de dilettant onderzocht worden. De eerste tentoonstelling, onder de naam À L’Intérieur, staat in het teken van de dandy en het negentiende-eeuwse verlangen naar schoonheid. Het samenstellen van de expositie werd overgelaten aan San Ming, zelfbenoemd Stylemeister en voormalig stylist voor Ralph Lauren. Net als de archetypische dandy Duc Jean Floressas des Esseintes – hoofdpersonage uit het boek À Rebours (Tegen de Keer, 1884) van Joris-Karl Huysmans – trok Ming zich enkele jaren geleden terug uit het mondaine leven in een zelfgestileerde wereld. Slechts zelden neemt de stylist in ruste nog opdrachten aan. Het inrichten van de begane grond van Marres is een van die zeldzame gelegenheden.

Ming heeft vier ruimtes ingericht. Als je binnenkomt is links de slaapkamer, rechts de woonkamer en de eetkamer en daartussen een donkere gang met schilderijen, een (echte?) Rietveldstoel en subtiele verlichting. Elke kamer is tot in de kleinste details georchestreerd; niets is aan het toeval overgelaten. Bovendien passen alle voorwerpen binnen de regels van het dandyisme. Softerotische zwartwitfoto’s van mannen, veel precies geplaatste objecten en objectjes, schilderijen en boeken. De houten beenspalk die Eames op verzoek van het leger ontwierp staat op een sokkel, er staat een bescheiden zilveren theeservies op de eettafel, er zijn schilderijen in kubistische, expressionistische en abstracte stijl. De kleding in de slaapkamer is stijlvol en klassiek; in de ingebouwde kast hangt alleen wat een dandy echt nodig heeft: witte hemden, een maatpak, lederen schoenen. Er zijn overal schone asbakken (een dandy rookt tenslotte) en er wordt over Truman Capote gelezen (een dandy in de traditie van Oscar Wilde, met minstens zoveel wit en minstens zo tragisch).

Ming heeft zich bij het inrichten van Marres echter niet beperkt tot het uitkiezen en rangschikken van objecten, meubels en kunst. Hij is niet alleen als stylist te werk gegaan maar ook als interieurarchitect, ontwerper, beeldhouwer, fotograaf en kunstschilder. Op een tweetal schilderijen en enkele objecten na, is alles in de ruimte door Ming zelf gemaakt, ook die Calder-mobiel die er zo echt uitziet, of dat oranje-witte ‘Rothko’- schilderij. Daarbij put hij uit zeer uiteenlopende stijlen en stromingen uit zowel de kunstgeschiedenis als (interieur)- architectuur. Een eclecticisme dat vreemd genoeg perfect werkt, alle objecten zijn met elkaar in harmonie.

Het spel met authenticiteit en kopie is eigen aan de dandy, die de kunst boven het leven stelde en het artificiële boven het natuurlijke. ‘The first duty in life is to be as artificial as possible’, schreef Wilde. De afkeur van de dandy voor de vrouw, op basis van haar natuurlijkheid, werd door Charles Baudelaire – één van de grondleggers van de dandy-figuur – onomwonden verwoord: ‘La femme est le contraire du dandy… La femme est naturelle, c’est à dire abominable’.

Marres leent zich uitstekend voor dit dandyeske interieur, deze gestileerde cocon die bescherming moet bieden voor de verderfelijke buitenwereld, omdat het als burgerhuis de scheiding tussen binnen en buiten, privé en publiek symboliseert. De negentiendeeeuwse verstedelijking bracht een ‘zorgwekkende’ klassenvermenging en zedenverloedering met zich mee en het herenhuis functioneerde als een veilig fort van klasse en stijl. Het geheel van dit burgerhuis en het interieur doen precies wat ze moeten doen: de bezoeker voelt zich beschut, beschermd, veilig. Bij het lezen van À Rebours kon ik me moeilijk voorstellen wat de aantrekkingskracht was van die zoektocht naar schoonheid, die hang naar het artificiële, die drang om je af te zonderen van de buitenwereld als manier om met het spleen van het moderne leven om te kunnen gaan. Maar hier in Marres wordt dit voelbaar gemaakt. Het liefst wil je tussen die kraakwitte en schone lakens kruipen, ze over je hoofd trekken en slapen. De perfectie van dit Gesamtkunstwerk, de orde en sereniteit hebben een kalmerend effect waarvan je weet dat je het zo weer kwijt bent als je naar buiten stapt.

Dit wijst ons echter ook meteen op de paradox van de dandy, namelijk de frictie tussen theorie en praktijk. Dit interieur is geen leefbaar interieur maar een kunstwerk, een theorie van een ideale leefomgeving. Er daadwerkelijk in leven – een krant, een kop koffie, een sigaret in die schone asbak – zou de betovering meteen doorbreken. De cruciale vraag blijft hoe je een interieur vol perfect nagemaakte kunst moet typeren. Strikt genomen zijn de kopieën geen kunst, maar het geheel van wat Ming heeft ingericht, die feilloze interpretatie van een dandyesk interieur, die algehele perfectie, is dat wel.

À L'INTÉRIEUR SAN MING, t/m 18 juni 2006

Marres, Capucijnenstraat 98, Maastricht

À l’intérieur: woonkamer, San Ming