De intieme tijd van de nacht
Een reflectie over tijd die niet telt

Ans Mertens

De nacht is niet meer. De verlatenheid zoals Caspar David Friedrich het schilderde in Mondaufgang am Meer (1822), de roes van Vincent van Gogh in La Nuit Etoilée (1888), of de eenzaamheid van Edward Hopper’s Nighthawks (1942) lijken scènes uit een droom of ver verleden. Net als menig kunstenaar en schrijver heb ik vaak de nacht opgezocht om te scheppen, zoals bij het schrijven van deze tekst. Valt ’s nachts immers niet elk oordelen stil? ’s Nachts klinkt het gesprek met mijn gedachten helderder, vrijer. Vernauwd tot de lichtbundel die mijn bureau verlicht, scherpt zich mijn aandacht. Ongestoord en in stilte vinden in het brandpunt van mijn denken woorden hun gewicht.

Maar de wereld pauzeert niet langer. Zelfs wanneer dezer dagen de avondklok de nacht inluidt om de laatste zielen achter hun gevels te doen verdwijnen, draait de wereld in een razend tempo door. De ‘verlichting’ moest je niet letterlijk nemen en ging enkel over de Aufklärung van de geest. Maar diezelfde Enlightenment bracht een verlichte globe voort die mensen de nacht zou ontzeggen. Het ritme waarmee de planeet ons van dag naar nacht begeleidde, heeft plaats gemaakt voor het surrealisme van René Magrittes L’Empire des Lumières (1954) waar dag en nacht voortdurend samenvallen. Verlicht door schermen draait de markt ook ‘s nachts door. En daar wringt net het schoentje. In tijden van 24-op-7, wanneer nacht en slaap worden opgeheven, wordt elke vorm van stilstaan ons ontnomen. En dat heeft een impact op de klaarheid van onze geest.

Volgens kunstcriticus Jonathan Crary dreigen de restanten van ‘het alledaagse’, die vage tijdsruimtes die zich aftekenen tussen de organisatie van werk, conformisme en consumptie, te verdwijnen. In zijn publicatie 24/7: LateCapitalism and the Ends of Sleep beschrijft Crary dat digitale grootmachten niet enkel vechten om het digitale spoor van data dat we op het web achterlaten, maar ook om het voortdurend vasthouden van onze aandacht via schermen en slimme apparaten. Elk moment telt; gefotografeerd, gefilmd, geliket, gedeeld. Die tijd die telt is altijd zichtbaar, maar kent geen duur. Hij is vluchtig, kortstondig, kwantificeerbaar en daarom verkoopbaar. Tijd die geen ruilwaarde heeft en ontsnapt aan economisering heeft geen plaats in de toekomst, maar vindt enkel in het nu plaats. Die tijd van alledag laat zich niet capteren of presenteren. Ze duurt en treuzelt.

Wanneer aandacht geld doet rollen komt onze slaap onder druk te staan. Slapen is een anomalie, een uitzonderingstoestand die ontsnapt aan kolonisering of winstbejag, stelt Crary. De menselijke nood aan slaap rijmt niet met de global present. Al slapend zijn we onzichtbaar, vrijgesteld van elke sociale, economische of politieke activiteit. In zijn colleges over Le Neutre kende Roland Barthes de droomloze, utopische slaap niet toevallig een neutraliteit toe. Wordt tijdens het slapen immers de tijd niet even stilgelegd? Zonder dromen kent het slapen geen heden, verleden of toekomst. De neutrale tijd van het slapen is strikt genomen geen tijd, omdat het neutrale noch tijd noch plaats inneemt. Al slapend worden tijd noch plaats hardgemaakt. We nemen geen positie in, er is namelijk geen beleving, slechts een belichaming. Steeds aan de bewuste tijdservaring ontglippend, kan het slapen hoogstens samenvallen met het ‘nu’ van het onderhoud, ontdaan van elk spoor van verleden of toekomst.

Over onze dromen kunnen we berichten, maar de utopische slaap is steevast zonder getuigen.
Al slapend betreden we een vrijzone. Enkel de onleesbaarheid van slaap maakt haar onvatbaar voor de cadans van 24-op-7. Die onmogelijkheid om slaap te registreren is om te koesteren. Als filmmaker probeer ik deze aporie van de ‘tijd-die-niet-telt’ te capteren, maar elke poging de tussentijd te registreren, lijkt hem op te heffen. Betekent niet elke vertaling van het alledaagse in een beeld, een tekst of een film, een reductie tot de snelle flux waaraan het tracht te ontsnappen? Wat zijn de condities van een tijd die niet opereert volgens de snelle opeenvolging van beelden en beslissingen, maar elk handelen opschort en enkel bestaat in duur?

Die condities onthullen zich in momenten van halfslaap, bij het ontwaken of voor het inslapen. Wachtend op het moment waarop de slaap komt en het bewustzijn gaat, hervinden we een gevoeligheid en ontvankelijkheid voor sensaties die we doorheen de dag onopgemerkt lieten, schrijft Crary. En wanneer we zorgeloos ontwaken en er een vertraging optreedt in het begrip van onze omgeving herkent Barthes sporen van een neutrale, onleesbare slaap. Halfslapend handelen we niet. Onze zintuigen stellen zich op scherp en onze gedachten bewegen zich vrijelijk in een tijd die zich niet-metrisch uitstrekt. Tot de slaap of de wereld zich van ons meester maakt.

Laat ik daarbij slaperigheid van vermoeidheid onderscheiden. Want vermoeidheid houdt een oponthoud van slaap in door een overdaad aan ‘positiviteit’, aldus filosoof Byung-Chul Han in De vermoeide samenleving. In slaperigheid daarentegen schuilt een overgave aan ons lichaam, dat aan de tijd gebonden is. Tijden van slaap, halfslaap en alledaagsheid staan in teken van het dagdromen en elke andere modus van absent-minded introspectie die volgens Crary enkel kunnen plaatsvinden in momenten van trage of lege tijd die in elke 24-op-7-omgeving ontbreekt. In momenten van oponthoud kan het denken zich ontvouwen. Tussen arbeid en consumptie strekt zich zo een tijd uit die zich als onderhoud laat kennen. Een tijd die niet voortschrijdt, maar een ‘instandhouding’ betekent. Ze laat zich kennen als de alledaagse ongecategoriseerde tijd van Crary, die nodig is om onszelf met de tijd en de wereld te onderhouden.

In 1969 had Mierle Laderman Ukeles de tijd van onderhoud al eens uitgeroepen tot kunst. In haar Maintenance Art Manifesto schrijft ze ‘My working will be the work,’ doelend op de dagdagelijkse, repetitieve en onzichtbare taken van onderhoud. Maar is het verheffen van onderhoud tot kunst geen herhaling, zelfs bevestiging, van een economie die op de aandacht en zichtbaarheid van elk moment jaagt? Kan kunst de alledaagse tijd tot kunst verheffen en die tegelijkertijd in haar intimiteit bekrachtigen? Schuilt daar niet de aporie van een tussentijd die eenmaal gecapteerd en getoond, gevaloriseerd en daarmee opgeheven wordt?

Wanneer maintenance het onderhoud van het nu betekent, kan de kunst van het onderhoud enkel in haar herhaling, circulariteit en duur de positiviteit van 24-op-7 onderbreken. Kunst kan geen beelden met beelden beantwoorden, of versplinterde aandacht met nog meer kortstondige impressies. Kunst kan enkel het gesprek met de tijd onderhouden – door in elke seconde een moment van duur te onthullen en er de intensiteit van alledag als gewaarwording in te herkennen.


Ans Mertens is beeldend kunstenaar en onderzoekt het raakvlak tussen tijd, film, denken en tentoonstellen. Ans Mertens woont en werkt in Antwerpen en Brussel, maakt deel uit van SOIL Collective en is onderzoeker aan LUCA School of Arts.