Traces and signs

Christel Vesters

In zijn roman Ruimten Rondom uit 1974 geeft de Franse taalkunstenaar, dichter en socioloog Georges Perec zijn lezer de opdracht, een zogenaamde praktische oefening, "om zo nu en dan eens een straat te observeren, waarbij je misschien mag streven naar enige systematiek. Noteer wat je ziet. Merk op wat opmerkelijk is… probeer de straat te beschrijven, waar hij uit bestaat, waar hij voor dient… Hou op ‘enzovoort' te zeggen, te schrijven. Doe een poging het onderwerp uitputtend te behandelen."

Evenals Georges Perec, streeft de Engelse conceptuele kunstenaar Stephen Willats (1943) ernaar de toeschouwer (het publiek) te verleiden met andere ogen naar zijn dagelijkse leefomgeving te kijken. Ook hij hanteert daarbij een systematische aanpak. Galerie Lumen Travo in Amsterdam toont tot en met 28 juli recent en ouder werk van deze Engelse kunstenaar.

Centraal in de galerie hangt het werk Multichannel Vision uit 1999. Een tableau van 81 systematisch geordende foto's van identiek formaat. Het strakke grid waarin de foto's gerangschikt zijn, nodigt bijna als vanzelfsprekend uit om verbanden te zoeken: van links naar rechts; van boven naar onder. Onder de negen verticale rijen hangt één horizontale rij met zes foto's van auto's die geparkeerd staan voor winkelpuien.

Links en rechts van het tableau hangen twee foto's met daaronder een tekstbordje. Op de linker foto kijken we een straat in, de tekst leest: "As I keep going further and further into the infrastructure, am I looking at the same thing?"

"Lees wat er op straat te lezen valt: aanplakzuilen, krantenkiosken, affiches, verkeersborden, graffiti, op de grond gegooide folders, uithangborden van winkels."

Willats is met zijn filmcamera door de straat gelopen en heeft het gebied onderworpen aan een minutieus onderzoek, alles vastleggend wat hij tegen kwam, van schoorsteen tot de goot, van de ene rooilijn tot de andere: verschillende typen deurbellen, reclameteksten in etalages, markeringen op het asfalt, neon uithangborden, verkeerstekens, logo's.

Aan het einde van zijn zoektocht kijkt Willats op de foto rechts van het tableau nog eens terug en stelt zich in bijgaande de vraag: "In coming away, at what level might the fragments of reality just encountered now exist in my consciousness?"

Een willekeurige straat in een willekeurige stad, in dit geval een Londense winkelstraat, maar eigenlijk doet dat er niet toe. Het is een stereotype straat die je in iedere stad onopgemerkt doorloopt en die door Willats in kaart is gebracht. De selectie van 87 foto's vormen als het ware forensisch bewijsmateriaal in een onderzoek naar de sporen die de dagelijkse gebruiker van dit stukje openbare ruimte achter heeft gelaten.

In People in the crowd (2001), een ander werk van Willats dat in de galerie te zien is, zijn drie foto's van een willekeurige groep passanten in een driehoek gerangschikt. Op elke foto is een andere voorbijganger centraal in beeld gebracht. De enige overeenkomst tussen de drie personen is het gebruik van hun mobiele telefoon. De foto's zijn ieder in één van de primaire kleuren afgedrukt. Onder en naast de foto's zijn drie diagrammen getekend, blauw, geel en rode vlakjes verwijzen naar de foto in de respectievelijke kleuren. Met pijlen worden de vlakken met elkaar in verband gebracht, waarbij iedere diagram weer een andersoortig verband aangeduid. Mogelijke verbanden, want het is voor de toeschouwer niet op te maken of er ook daadwerkelijk sprake is van onderlinge relaties.

‘De straat' vormt letterlijk en figuurlijk het werkterrein van Willats. De straat als pars pro toto van de (grootstedelijke) openbare ruimte. De straat als symbool voor verplaatsing (transit), de straat als het stedenbouwkundige stramien dat de verschillende voordeuren – die weer toegang geven tot huizen en winkels, i.e. het private domein van de gebruiker – met elkaar verbindt. Iedereen heeft zijn straat, en tegelijkertijd is die straat van iedereen.

Traces and Signs is de titel die aan de tentoonstelling meegegeven is. Onze leefomgeving is vergeven van tekens, symbolen, sporen… In Multichannel Vision is het een winkelstraat, vergeven van uithangborden en reclamelogo's: Urban Signage, totempalen van de grootstedelijke leefomgeving. Voor de één is het visuele vervuiling, maar voor Willats zijn ze uitingsvormen van hedendaagse communicatie. Tekens en symbolen, die als je ze observeert een bron van informatie zijn van onze hedendaagse cultuur.

Hoewel Willats zich in eerste instantie misschien presenteert als een archivaris die het gevonden materiaal inventariseert, is het niet zijn doel een werkelijkheidsgetrouwe (lees: objectieve) reconstructie van het in kaart gebrachte gebied te geven. Het is juist zijn strategie om door de manier van ordenen, een bepaalde rangschikking in de presentatie van de foto's, het gebruik van diagrammen en pijlen de toeschouwer aan te zetten om – puttend uit zijn eigen ervaring etc. – de missende stukjes en verbanden in te vullen het beeld te complementeren (is niet zuiver wetenschappelijk: eerder een onvolledige puzzel). Het pseudo wetenschappelijke gebruik van grids en diagrammen is enkel een extra zetje voor de toeschouwer om het werk te duiden en te lezen.

Zowel Willats als Perec lijken de alledaagsheid en vanzelfsprekendheid van de ruimten om ons heen te lijf te gaan; Perec door middel van minutieuze observaties -een soort hyperbewustzijn- van de door hem gebruikte ruimtes te bewerkstelligen; Willats door als een anatoom patholoog de ruimte te ontleden en de blootgelegde onderdelen afzonderlijk aan ons te presenteren. Bij beiden staat de individuele ervaring, of letterlijk her-be-leving, bewustwording, centraal.

"Ga door…Tot de plek onwaarschijnlijk wordt, tot je, heel even maar, het gevoel hebt dat je in een vreemde stad bent…"

Een ander werk dat in de galerie hangt is Just in Transit. Vier foto's, ieder afgedrukt in één kleur, toont een groep voorbijgangers op straat. Met zijn camera heeft Willats één jonge vrouw er uitgepikt en gedurende vier opeenvolgende momenten haar bewegingen in de massa vastgelegd. Boven en onder de vier foto's die door zwarte strepen met elkaar verbonden zijn, staat de tekst "I was just in transit"/ "And something happened to me?" Onderaan de ‘collage' staat een diagram: met twee in tegengestelde richting wijzende pijlen worden een blauw en een geel vierkantje met elkaar in verband gebracht. Van het woord transit, doortocht, is het maar een kleine stap naar transition, overgang…

TRACES AND SIGNS, Stephen Willats, 20 juni t/m 28 juli

Galerie Lumen Travo, Amsterdam

In the media mix

Arne Hendriks

Als kind van de jaren zeventig valt het me niet mee video nog als een nieuw medium te zien. De wildgroei van videokunst doet me dan ook niet trillen van ‘avantgardia’ maar verveelt me nogal. Toch was ik nieuwsgierig naar de tentoonstelling Dai dai dai, where do we go from here? in videobolwerk Montevideo omdat daar een aantal verrassende kunstenaars werden samengebracht die niet direct de gruwel van donkere hokjes opriep. Alleen het getoonde werk van Georgina Starr kan met een beetje goede wil tot de klassieke videokunst gerekend worden. In Venetië was Starr goed op dreef met een gruwelijk sprookje waarin als konijntjes verklede kinderen een moordaanslag plegen op catwalkmodellen. In Montevideo iets minder spektakel maar niet minder gekte wanneer een aantal adolescente meisjes een dansje wagen op ambiente orgelmuziek. Zij worden daarin opgezweept door angstaanjagende draaiorgelpoppetjes waarvan de starre houten koppen in schril contrast staan met de perzikhuid van de danseressen. In een aangelegen ruimte wordt een ludieke modeshow opgevoerd waarin Keupr en Van Bentm proberen af te rekenen met het glamourimago van high fashion. De catwalk is te klein om op te lopen en de achterwand zo laag dat alles wat zich normaal gesproken achter de schermen afspeelt voor de aanwezigen zichtbaar wordt. Keupr en Van Bentm vergeten echter, of juist niet, dat zij zo wel een heel erg grote kans lopen de glamourwereld van de high art in te stappen. Te hip en hip is uit. Helaas zijn Starrs bloeddorstige konijntjes uit Venetië nu nergens te bekennen. Het videowerk Where do we go from here? (1996) van de Zwitserse Ugo Rondinone had ik vijf jaar geleden al eens eerder gezien maar lijkt aan actualiteit gewonnen te hebben. Vier meer dan levensgrote clowns kijken je uitermate verveeld aan. Het is waarschijnlijk nooit de bedoeling geweest het medium video op deze wijze te becommentariëren maar na de overdaad aan videopresentaties in Venetië is het onmogelijk een glimlach te onderdrukken. Bovendien blijft Rondinones werk een geestig en droog commentaar op het neurotische Clown Torture (1987) van halfgod Bruce Nauman. De clowns hebben hun oude identiteit opgegeven maar weigeren hun nieuwe rol als komediant te aanvaarden en drijven daar nu zo’n beetje in niemandsland. Waarheen nu?

Eerst maar over en langs de nietszeggende ingrepen van Nicky Zwaan die teleurstelt met semi-architectonisch gebeunhaas. Ook de liefhebber van stokoude media zoals de schilderkunst is ditmaal welkom in Montevideo, Jasper Joffe de mij tot nu toe niet bekende broer van Chantal, maakt indruk met zijn ongrijpbare delftsblauwe muurschilderingen maar irriteert met zijn opvattingen over de presentatie van zijn schilderijen. In groepjes zet hij de werken tegen elkaar. Dat verhaal heeft Georg Herold al eens beter en grappiger verteld. Daniel Pflumm laat ons op geraffineerde wijze kennismaken met de tovenarij van de was- en schoonmaakmiddel-reclames. Neu heet het werkje waarin een aantal fragmenten van deze ons allen bekende reclames is gecombineerd en ontdaan van merknaam. Nu de fixatie op die naam wegvalt blijkt het vernuft en de valse schoonheid van sommige van die filmpjes. De reclameretoriek, gebaseerd als deze is op herhaling en hyperterminologie, krijgt in Pflumms verdubbelde leegte een subtiele por in het middenrif. Misschien dat hier voor het eerst in de tentoonstelling toch nog iets van engagement doorschemert. In dezelfde ruimte maakt deze schemering plaats voor het felle licht van de verontwaardiging die Jennifer Tee en Jonas Ohlsson voelen bij de recente aanvallen van rappers en imams aan het adres van homoseksuelen. Het is een verademing om te zien dat er dus wel degelijk kunstenaars zijn die hun pijlen nog op de actualiteit richten. ‘Hands of our homos’ is de niet mis te verstane boodschap verpakt in zo’n typische Tee-installatie met veel zijwegen en dubbele bodems en meestal boeiend om naar te kijken. Curator Marieke van Hal, ook een kind van de jaren zeventig, laat nieuwe media af en toe een stapje terug doen. De gedoseerde wijze waarop video gecombineerd wordt met andere media maakt dat deze tentoonstelling een verrassend schouwspel geworden is.

IN THE MEDIA MIX, t/m 30 juni

MonteVideo/Time Based Arts, Keizersgracht 264, Amsterdam

Uitgeraid

Rob Perrée

Toen de treinen nog op tijd reden en ‘mobieltje’ nog geen woord was, toen Ajax nog op gras speelde en schaatsers nog voor de eer reden, toen HP/De Tijd nog De Haagsche Post was en Vrij Nederland nog stond voor kwaliteit, toen Van Krimpen nog galerist was te Amsterdam en het Boijmans nog bezoekwaardig, toen paars nog geen politieke kleur was en asielzoekers nog gastarbeiders heetten, toen Brinkman nog jong, veelbelovend en minister was en Alex nog gewoon Prins Willem Alexander, toen Witte de With nog het licht moest zien en de directeur van het Stedelijk nog ballen had, toen De Appel nog De Appel was en Bierenbroodspot nog plaatjes tekende in De Margriet, toen Tubelight nog tl-licht was en het Museumjournaal een gewaardeerd kunstblad, toen de RAI nog De Nieuwe RAI was en Amsterdam nog de natuurlijke culturele hoofdstad, toen Bush nog Reagan heette en New York nog niet was aangeveegd, toen Berlijn nog een muur had en Keulen kunstpotentie, toen de Mondriaan Stichting nog niet bestond en gedurfde projecten nog werden gesubsidieerd, toen… toen was de KUNSTRAI nog een belevenis.
Goede galeries wilden er staan, ware kunstliefhebbers wilden er rondlopen.
De minister van cultuur opende, Van Krimpen sloot.
Kranten focusten op de inhoud en niet op de bezoekersaantallen en de miljoenenopbrengst.
Een extra editie van De Haagsche Post of Het Parool fungeerde als catalogus.
Er werden zaken gedaan maar de zaak zelf was nog geen business.
En nu?
Goede galeries blijven weg, ware kunstliefhebbers lopen ontredderd rond.
Kwaliteit wordt verward met verkoopbaarheid, kunst met kitsch.
De groeiende oppervlakte moet de groeiende vervlakking compenseren.
De horeca woedt waar kunst hoort te gloren.
De organisatie is in handen gevallen van een productmanager.
Kunst is geen kunst meer maar een product Kunstliefhebbers zijn gedegradeerd tot doelgroep.
Een artistieke belevenis is tot format verworden.
Het gevolg viel te voorspellen.

De KUNSTRAI is vermoord.

Geniepig.
De dader loopt nog vrij rond.
Sterker nog.
Hij mag een vergelijkbare beurs in Maastricht beginnen.
Treurigheid komt nooit alleen.
Het Duitse geld moet worden binnengehaald.
Inhaligheid kent geen grenzen.
Als hij enig (kunst)historisch besef had, zou hij beter moeten weten.
Zou het nieuwe Bonnefanten niet ook Duitsland en België gaan veroveren?
Zou Maastricht niet definitief in de grote kunstwereld worden opgenomen?
Nu knikkebolt de door ambities bedwelmde directeur achter zijn massief eiken bureau terwijl zijn medewerkers noodgedwongen Limburgse kunst
aan de muren hangen.
Hoogmoed komt voor de val.
Zelfs productmanagers ontkomen daar niet aan.
Slaap zacht drs. Erik P. Hermida.
Ik ga volgend jaar naar Art Brussels.

Zo o skoop

Martine van Kampen

Bij MonteVideo was een tijdje geleden een kunstwerk te zien met een grote rode knop op een sokkel, zonder verdere instructies. Als je die indrukte, of in mijn geval een medebezoeker aanspoorde dat te doen, kreeg de man die op een scherm geprojecteerd werd met een oorverdovende knal een kogel door zijn lijf. Deze knop deed meer dan alleen een mechaniek in gang zetten, het werk speelde venijnig met de verwachting die je van zo'n schakelaar hebt. Het maakte van de toeschouwer een moordenaar, of in mijn geval een medeplichtige. De tentoonstelling ZO O SKOOP die op dit moment te zien is bij Arti et Amicitiae in Amsterdam laat een grote hoeveelheid kunstwerken zien die met een knop door de bezoeker in werking gezet moeten worden. Het thema van de expositie is 'beweging' en er is bewust gekozen voor kunstenaars die in hun werk teruggrijpen naar de oorsprong van bewegende beelden. Er zijn geen computeranimaties, geen gladde video's en geen special effects. Wel is er aandacht voor de betovering die schuilt in een simpele mechanische beweging. Veel kunstenaars refereren dan ook aan de voordagen van de film: aan de toverlantaarn of aan de draaiende trommel waarmee een sequentie van beelden voor het eerst geanimeerd kon worden.

De meeste werken hebben de uitstraling van een eerste uitvinding, een prototype waarvan belangrijk is dat het mechanisme functioneert en niet hoe het er uit ziet. Ze zijn met gevonden en geknutselde onderdelen in elkaar gezet en maken een onheilspellend ratelend geluid. Het werk van Job Horst wordt bijvoorbeeld letterlijk door plakband bijeen gehouden. Met een druk op de knop gaat een kartonnen trommel draaien, door de ingeknipte spleten wordt een mannetje geprojecteerd dat over de muren van de ruimte wandelt. De charme die uitgaat van dit soort uitvindingen wordt door alle kunstenaars aangevoeld. Maar helaas gaat het in een aantal gevallen niet veel verder, met name in de linker-helft van de tentoonstelling. De installatie van Ida Lohman bijvoorbeeld bestaat uit een prachtige oude toverlantaarn die op de wand een beeld projecteert van een flamingo. Het is een uit ijzerdraad gemaakt beestje dat aangedreven door een motortje in beweging wordt gebracht. In een andere context was dit werk waarschijnlijk meer tot zijn recht gekomen, maar naast al die andere projecterende werken met een schakelaar wordt het een beetje plat. Dit is het grote gevaar van een thematentoonstelling, de kunstwerken worden allemaal in één richting geduwd en verliezen de gelaagdheid die ze van hun maker kregen.

In de rechter helft van de expositie hebben de werken nagenoeg geen hulp van de toeschouwer nodig om tot leven te komen. De magie van beweging is ook hier aanwezig, maar niet als de demonstratie van een historisch moment. Florian Göttke heeft zijn stoïcijnse pop, die ook figureerde in een videowerk voor 'de een minuten video's', neergezet op een bruinleren bank. Vanuit zijn comfortabele positie zaait hij verwarring door op onverwachte momenten zijn hoofd om te draaien. Ook het werk van Harco Haagsma laat zijn werking niet afhangen van de bereidheid van de bezoeker om mee te doen. Drie cameraatjes zijn bevestigd aan de punten van pijlen die weer aan een mobiel hangen. Ze zijn verbonden met drie monitoren en brengen de hele ruimte in beeld, ook als er niemand is.

De tentoonstellingsmakers zijn in hun enthousiasme voor het thema iets te ver gegaan. Door zoveel mechaniekjes bij elkaar te brengen worden de werken gereduceerd tot een truc. Ze nodigen je uit om iets met hen te doen, maar kunnen je vervolgens niet meer uitdagen. Waarschijnlijk had ook de video-installatie met de moordende knop bij MonteVideo binnen zo'n tentoonstelling niet veel indruk kunnen maken. De mooiste werken in de expositie bij Arti zijn die waarin beweging op een terloopse manier aan de orde wordt gesteld of helemaal niet. Zoals bijvoorbeeld het werk van Jenny Schinkler in de hal: 'Confusing for a cat'. Een witte kluwen van aan elkaar genaaide hondenlijven hangt als een zachtjes ademhalende ballon aan het plafond. Of de mysterieuze doos van Dylan Graham waarin een mannenstem verscholen zit. Werken die meerdere verhalen vertellen en de uitkomst open laten.

ZO O SKOOP

Arti et Amicitiae, Rokin 112 Amsterdam

Spelen tussen feit en fictie

Nathalie Zonnenberg

‘Interludes' van Pierre Huyghe is, samen met ‘Recente schilderijen, vroege tempera's' van Ben Akkerman, de laatste tentoonstelling die het Van Abbemuseum in haar tijdelijke onderkomen aan de Vonderweg realiseert. Het vormt het slotstuk van een reeks tentoonstellingen die de grenzen van het kunstinstituut hebben bevraagd en opnieuw invulling hebben gegeven. De oude Philipskantine bood een passende gelegenheid voor grootse projecten zoals Bill Viola's ‘Stations' (1997) of de overzichtstentoonstelling van Aernout Mik (2000), die sterk ervaringsgericht waren. Ook ditmaal is het Van Abbemuseum geslaagd in het neerzetten van een indrukwekkende ervaring. Huyghe kreeg carte blanche wat betreft de inrichting, die hij vervolgens vertaalde in een spel tussen fictie en feit.

De tentoonstelling, als het werk van Huyghe, concentreert zich rondom het begrip suspended time, uitgestelde tijd, gebaseerd op het principe dat filmische tijd een stuk van de reële tijd wegvaagt. Fictieve tijd wordt als het ware over de reële tijd heen gelegd. Op het moment dat de bezoeker de filmbeelden bekijkt, vindt er een re-activering van de gecondenseerde tijd plaats, aldus de kunstenaar. De bewegende beelden in de tentoonstelling vervolgens, doen hun best om de bezoeker te verleiden de dimensie van hun tijd in te stappen. In drie van de werken gebeurt dat vrij letterlijk, doordat er een personage direct tot hem spreekt. In ‘Snowwhite Lucie' volgen we het verhaal van Lucie Dolène. Ze verloor de rechten over haar eigen stem aan de Walt Disney studio's voor de vocale vertolking van de Franse ‘Sneeuwwitje'. De vriendelijke vrouw met de gouden stem vertelt hoe zij na een langdurig proces de rechten weer terug won. Als om het behoud van haar stem te illustreren, volgen we haar verhaal middels een ondertiteling. Haar stem wordt haar niet opnieuw ontnomen en horen we slechts het liedje neuriën, waarmee de film beroemd werd, ‘‘Some day my prince will come''.

Een andere stem breekt dan plotseling de betovering van deze sprookjeswereld: "Let's take a break, have a cigarette in the lobby…". Ze klinkt vanuit het midden van de tentoonstelling. Om het half uur laat Huyghe hier even het licht aan gaan, als om de bezoekers niet teveel in de verschillende tijdsdimensies te laten verdwalen. Er wordt een moment van bezinning gecreëerd, een moment terug naar de reële tijd. Er kan zelfs een spelletje Pong worden gespeeld, een afgeleide van het allereerste computerspelletje. Op een groot lichtplafond kan een "balletje" van links naar rechts worden bewogen.

Na deze onderbreking wordt ‘Snowwhite Lucie' omgewisseld met het werk Two Minutes Out of Time waarin een virtueel figuurtje een persoonlijk verhaal vertelt. De rollen zijn nu omgekeerd. De stem neemt hier bezit van een filmkarakter, in plaats van dat het karakter de stem opeist. Mangaster Ann Lee, door Huyghe gekocht bij een bedrijf dat stripfiguren verkoopt, is een leeg karakter dat plaats biedt aan de emoties van verschillende mensen. Ze wordt door de kunstenaar ‘uitgeleend' om hun persoonlijk verhaal te laten vertellen, reële emoties te bekrachtigen.

Het derde werk waarin een persoon zijn persoonlijke verhaal vertelt, is tevens het meest gecompliceerd. Het bestaat uit verschillende lagen. ‘The Third Memory' (1999) is gebaseerd op het verhaal van John Wojtovitcz, een man op leeftijd die in 1972 een bank overviel om de sekseoperatie van zijn transseksuele partner te kunnen bekostigen. De overval liep uit de hand, er werden mensen gegijzeld en de overvallers kwamen vast te zitten in het bankgebouw. Er werd in die tijd uitgebreid verslag gedaan van de overval in de Amerikaanse tijdschriften en journaals en er werd zelfs een film gemaakt, ‘Dog Day Afternoon', met Al Pacino in de hoofdrol. Het ‘toeval' wil dat Wojtovitcz zijn bankoverval baseerde op een overval uit een andere film, waarin Pacino ook de hoofdrol speelde. Het werk genereert een merkwaardige kloof tussen fictie en realiteit. In twee grote videoprojecties worden fragmenten uit de film, artikelen over de overval en interviews uit talkshows met de inmiddels getransformeerde partner van Wojtovitcz, en een reconstructie van het gebeuren naast elkaar getoond. Huyghe gaf Wojtovitcz de kans om zijn verhaal in zijn eigen woorden te vertellen, maar de vraag rijst of het verhaal dat Wojtovitcz zich herinnerd de meeste realiteitswaarde heeft. Er blijken vele geheugens te zijn die een verhaal maken. Er worden er hier drie getoond: de feitelijke, de geromantiseerde en de persoonlijke. ‘The Third Memory' legt ze alledrie op elkaar, en creëert daarmee een nieuwe realiteit.

INTERLUDES, Pierre Huyghe, t/m 6 mei,

Van Abbemuseum, Vonderweg 1, Eindhoven, di t/m zo 11-17 uur

Zonnigheid en maneschijn

Lotte Haagsma

Zachtjes wiegend drijven zachtgekleurde plastic zakken langzaam heen en weer en in 't rond. ‘It's a sunny day' bestaat uit een bassin van zwembadblauw plastic. Het water in het bad borrelt telkens op, om en om vanuit de vier hoeken. De plastic zakken in verschillende pastelkleuren, gevuld met nog meer plastic en dichtgeknoopt als vuilniszakken, worden steeds verder gedreven. Het is of ze zich niet teveel in het midden willen wagen, ze zoeken elkaar op aan de randen van het bad om door het opborrelende water weer verder te worden gestuurd. Het werk is licht en vrolijk. Marijke van Warmerdam maakte ‘It's a sunny day' voor een tentoonstelling in Montpellier, Zuid-Frankrijk, reagerend op het licht, de lucht en de zon van de Méditerranée. Op de tentoonstelling van Marijke van Warmerdam bij Galerie van Gelder staat de installatie in koel Hollands licht, minder zonnig maar niet minder vrolijk.

Op de foto waaraan de titel van de tentoonstelling is ontleent, ‘Forever', staat een bruid onder een boom, haar hoofd verscholen in het gebladerte met op de achtergrond een zachtgroene weide waar de zon op schijnt. Naast de bruid ligt een berg met pakjes tissues, wit met blauw, met daarop in grote letters: ‘YES'. De vorm van de wijde witte bruidsjurk herhaalt zich in de berg zakdoekjes. Door de bladeren van de boom valt uiteenspattend zonlicht op de jurk van de bruid en het gras om haar heen. De bruidegom is in geen velden of wegen te bekennen.

‘Flip a mountain', ‘Walk-through landscape' en ‘Fake lake' zijn fotowerken met bergen als onderwerp. ‘Flip a mountain' bestaat uit twee foto's – boven elkaar geplaatst – van dezelfde berg, de ene met veel en de ander met weinig sneeuw. De bovenste berg staat tegen een rozige avondhemel, terwijl op de onderste foto de maan achter de berg opkomt. Wanneer je naar het werk ‘Walk-through landscape' loopt, zie je eerst een besneeuwd berglandschap. De bergen die zich aan je vertonen als je verder langs het harmonicapaneel loopt zijn kaal: zandkleurige rotsen tegen een blauwe lucht met schapenwolken. Ook ‘Fake lake': bestaat uit twee beelden van dezelfde berg. Deze bergen zijn gespiegeld waardoor de blauwe luchten in het midden bij elkaar komen en een ‘meer' vormen, of een doorkijk geven, het is maar wat je er in ziet. De werken op de tentoonstelling stralen allen een soort lichtheid en eendimensionaliteit uit, het lijken beelden uit de reclame, een soort ‘lichte' romantiek van maneschijn, een kleurende hemel en een witte bruid in een fris groene weide. Van Warmerdam zet geen cliché's neer als cynisch commentaar, ze zet haar beelden ‘plat' neer en speelt spelletjes met herhaling, herkenning en associatie.

Marijke van Warmerdam is vooral bekend geworden door haar films. ‘It crossed my mind' is een recente film die in de achterste ruimte van Galerie van Gelder wordt afgespeeld. De camera schuift van het gezicht van een vrouw naar een glanzende metallickleurige terreinauto. Het beeld van de vrouw is eerst onscherp, dan heft ze haar wijsvinger op en brengt hem recht naar haar neus waarbij haar ogen de vinger volgen en langzaam scheel beginnen te kijken, ondertussen worden vinger en gezicht scherpgesteld. Wanneer de camera zich op de auto richt wordt ook deze van onscherp scherp en klikt de motorkap open om daarna weer dicht te vallen. Vrouw en auto zijn beide tegen een warm oranje achtergrond opgesteld. Er is geen geluid bij de film al zou je wel een muziekje als bij een reclamespot verwachten.

In eerdere films van Marijke van Warmerdam stond de camera altijd frontaal op een vast punt ingesteld. Alleen de mensen in de films bewogen, steeds dezelfde handeling herhalend. Er was geen ontwikkeling of verhaal af te lezen aan de films. Bij deze nieuwe film van Van Warmerdam maakt de camera een beweging, hij glijdt van het ene beeld naar het andere. Nog steeds statisch maar toch suggereert het een verhaallijn, een relatie tussen beide beelden, er wordt alleen geen stof geboden om tot een verhaal te komen.

Het speelelement in de vroegere films was van een opperste concentratie en daardoor ernst, hier heeft het iets luchtigs, grappigs. De vrouw die haar vinger naar haar neus brengt en door ernaar te blijven kijken scheel begint te kijken. De berg met pakjes zakdoeken van het merk ‘Yes' naast een bruid. Gekleurde plastic zakken die eindeloos ronddobberen. Het zijn luchtige ongecompliceerde spelletjes. Dat is misschien ook wel meteen het probleem, je mist een bepaalde moeite die de kijker aan het beeld bindt. De fascinatie voor de schier eindeloze herhaling en voortgang maakte het moeilijk om je los te rukken van films als ‘Voetbal' en ‘Sprong'. Lukt het de jongen op de video ‘Voetbal' de bal op zijn voorhoofd in evenwicht te houden? Krijgt de man in de film ‘Sprong' het voor elkaar de achterwaardse salto telkens weer opnieuw te springen? De eigenlijk zeer eenvoudige installatie met drijvende plastic zakken weet het meest te boeien, steeds kun je er terugkeren om te zien waar de kleurige objecten zich nu weer heen hebben laten sturen. Niet betekenisvol, gewoon een sterk beeld dat fascinerend is om naar te kijken en vrolijk stemt. Een nutteloze herhaling, een eeuwig voortgaan, een transachtige ervaring die ook vroegere films als ‘Handstand' en ‘Sprong' opriepen.

FOREVER, Marijke van Warmerdam, t/m 14 april

Galerie van Gelder, Planciusstraat 9a, Amsterdam, di t/m za en 1e zo v/d mnd

Schedels in beweging

Machteld Leij

Beweging is overal te bespeuren in Galerie Ramakers. Overal klinkt het getik van apparaten, het geluid van schedels die op elkaar botsen. De tentoonstelling van Zwanikken is alweer zijn derde bij Galerie Ramakers.

Christaan Zwanikken (Bussum, 1967) maakt kinetische kunst. De kunstenaar neemt dierenschedels en combineert ze met apparaten die specifieke eigenschappen van het dier waar de schedel eens onderdeel van was, nadoen. Zo staan twee robotparkietjes aan weerszijden van een olielamp mechanisch, op voor parkieten zo karakteristieke wijze, te kwetteren met korte geluidjes. Zwanikken herleidt deze klank tot kunstmatige klikjes, voortgebracht door een apparaatje onderin de beestjes. Boven in de ruimte hangen twee ooievaarsschedels luid met elkaar te converseren door met hun snavels te klepperen. Ze bewegen hun schedels van links naar rechts en lijken op elkaar te reageren. De herkenbaarheid in de bewegingen geeft zijn kunst iets olijks en toegankelijks. Die olijkheid heeft ook een poëtischer kant, dat uit de werken 'Writersblock' en 'Piepshow' blijkt.

In 'Writersblock' heeft een kraaienschedel op hoge ijzerdraadpoten een plekje gevonden op de rol van een oude typemachine. Heen en weer gaat deze kraai met af en toe een zacht tsjing als de rol op zijn eind loopt en weer van voren af aan begint. Voortbewogen door de tikkende bewegingen van zijn kompaan, ook een kraai, die de toetsen zodanig met zijn snavel bewerkt dat alle letters tegelijk naar voren willen om hun afdruk op het papier achter te laten. Allemaal vastgelopen in elkaar, een effect dat je krijgt wanneer je met twee handen enthousiast op de toetsen van de typemachine ramt.

'Piepshow' is een vermakelijk werk, waarbij na het inwerpen van een gulden een rood kastje zich opent en een valkenschedeltje zichtbaar wordt dat op en neer hopt in een grote pot met witte verf. Door al dit gehop zijn beide zijkanten van het kastje besmeurd met verf uit de pot. 'Piepshow' en 'Writersblock' zijn speelse werken, waarin de mechanische bewegingen van de apparaten een belangrijke rol spelen. Zwanikken combineert in zijn machines kunst met kunde. De kunde laat zich zien in de ingenieuze microcomputers die de schedels in beweging zetten. Ademloos kun je een klepperende ooievaarsschedel zien bewegen alsof er nog vlees en spieren aan de lange hals zitten. Achterover buigt de kop, waarna de snavel kleppert, als in een paringsritueel. Alleen is de schedel ontvleesd en is het goed geoliede mechaniek dat de hals doet buigen, duidelijk te zien. Binnen de grenzen van het mogelijke roept de kunst van Zwanikken een illusie op van leven en van bewe- Machteld Leij 11 ging, bewerkstelligd door levenloze objecten. De werken zijn een afspiegeling van de realiteit. Denk aan de nar die de koning parodieert, maar in de parodie het functioneren van de koning onverbloemd aan het licht brengt. De koning op zijn beurt wordt niet boos, maar moet lachen om de nar. Zwanikken creëert ook een parodie op de werkelijkheid, die bij menigeen een vertederde glimlach oproept. Zijn kunst is een kunst die vermaakt door het gebruik van fantastische techniek. Dat maakt deze kunst tot een kunde, iets wat met gevoel voor detail en kwaliteit is uitgewerkt tot een feilloos functionerend product. De soms aanwezige poëzie in het werk kan ontroerend werken, maar meer gaat er niet van uit. Een van de werken die op het eerste gezicht verder lijkt te gaan dan het vertoon van de mogelijkheden van de techniek, is het object 'Cerberus', bestaande uit drie brandweerwagenrode emmers die naast elkaar hangen. Om beurten, op een telkens wisselend ritme, duiken drie schedels uit de drie emmers op, druipend van de olie. Een moment blijven ze boven, dan duiken ze net zo rustig weer onder als ze zijn opgekomen. Hier is sprake van een combinatie van titel en materiaal die elkaar versterken. De hellehond Cerberus duikt op als de bewaker van de onderwereld en verwijst naar de eindigheid van het aardse bestaan. De schedel functioneert hier binnen de aloude traditie van het memento mori. Dit heeft echter een te eenduidige lading, waardoor het werk aan de oppervlakte blijft.

Christiaan Zwanikken maakt mooie objecten, die een groot publiek aanspreken en goed toegankelijk zijn. Zwanikken laat zijn schedels na de dood doen wat ze ook tijdens leven deden: geitenschedels botsen tegen elkaar als in een gevecht, een hondenschedel wordt op wieltjes uitgelaten. De robotjes zijn leuk, de technische kennis en de handigheid van de kunstenaar zijn bewonderenswaardig. Maar eenmaal weer buiten houdt de magie geen stand.

Het gevoel is of je na een vermakelijk vertoeven in de galerie toch weer verder op zoek moet gaan naar substantiëler zaken. Want hoewel de toepassing van schedels in kunst filosofische gedachten zou kunnen oproepen, gebruikt de kunstenaar ze slechts om zijn publiek te behagen.

CHRISTIAAN ZWANIKKEN, t/m 18/03

Galerie Ramakers, Toussaintkade 51, Den Haag, wo-za 11-17 uur, zo 13-17 uur

Slowmotion

Martijn Verhoeven

Een jaar of wat geleden zag ik in Parijs een tentoonstelling met medische foto's uit de negentiende eeuw. Lege oogkassen, bizarre kankergezwellen, meisjes met drie benen: je kon het zo gek niet bedenken of het was ooit gefotografeerd. De samenstellers hadden zonder twijfel de beste bedoelingen gehad met de expositie, maar toch leek het of de bezoekers (en zij kwamen met velen) de gedrochten gretig durfden te bekijken omdat hun blik nu wetenschappelijk was goedgekeurd.

De tentoonstelling flitste even door mijn hoofd bij het bekijken van de foto's van Paul Kooiker in de galerie van het Leids Universitair Medisch Centrum. Niet dat de foto's huidziektes of klompvoeten laten zien. Integendeel, Kooiker zoomt in op de kleine, voor iedereen herkenbare oneffenheden van ons lichaam: een rood vlekje in de nek, een patroon van schrammen op een onderbeen, de sproeten op een kalende schedel. Nee, ik moest eraan terugdenken vanwege dezelfde afstandelijke blik. Kooikers foto's hebben een bijna wetenschappelijk karakter in de wijze waarop ze ons de dingen willen laten zien. Het is alsof hij ons wil zegen: kijk, dit zijn de schrammen, en hier zien we een oude versleten hiel. Op enkele foto's zie je zelfs een paar andere handen de demonstratie helpen voltooien: als er een broekspijp moet worden opgetrokken of wanneer een palm van een zwarte hand moet worden getoond.

Kooikers werk maakt deel uit van een groepstentoonstelling met de titel ‘Slow Motion'. En hoewel de titel nergens wordt uitgelegd (nog nooit een galerie bezocht die zo weinig informatie verstrekt) wordt al snel duidelijk dat de foto's die hier hangen het niet moeten hebben van spectaculaire onderwerpen, maar pas bij ‘langzaam kijken' hun geheimen prijsgeven. Indrukwekkend zijn de vlijmscherpe portretfoto's die Céline van Balen met een technische camera maakte van jonge moslimmeisjes. Omdat niets de aandacht afleidt ligt de nadruk op het gesluierde gezicht. En hoewel we iedere vierkante centimeter van het gezicht van dichtbij kunnen bestuderen, verraden de meisjes niets van hun gemoedstoestand. Geen lach, geen frons trekt de aandacht.

Marjoleine Boonstra fotografeerde toeristen die in een zandbak vlakbij de Eiffeltoren liggen. De vrouwen liggen languit in het zand en kijken allen dezelfde kant uit. Het bijzondere licht, een diep oranje of een kil groen, geeft de taferelen een vervreemdend, broeierig, kunstmatig karakter. Maar niet al het werk bij LUMC kan overtuigen. De foto's van Pepijn Provily bijvoorbeeld ademen een te gemakkelijk soort vervreemding. Tegen een effen achtergrond staat een tafel. Op de tafel leunt een mannelijk lichaam, slechts gekleed in een hemd, in een ongemakkelijke houding zodat het hoofd onder de tafel verdwijnt. Daardoor lijkt het bovenlichaam met arm net een gerecht op de tafel geworden dat ieder moment kan worden geserveerd. Maar de vervreemding ligt er hier te dik bovenop en de aandacht voor het gewone, bij sommige andere foto's op een bijzondere manier in beeld gebracht, krijgt hier iets potsierlijks. Benieuwd wat de patiënten van het LUMC ervan vinden…

SLOW MOTION, Céline van Balen, Marjoleine Boonstra, Pepijn Provily, Paul Kooiker, t/m 13 mei

LUMC Galerie, Albinusdreef 2, Leiden, ma t/m zo 9-22 uur

‘State of the estate’

Christel Vesters

Bij de commerciële omroep weten ze al een tijdje wat de entertainmentswaarde van deze nieuwe trend is: "Back to Basic" luidde de slogan van Big Brother, en afgelopen herfst zond Net5 de serie 'Expeditie Robinson' uit, een meeslepend spelprogramma waarin 14 mensen op een onbewoond eiland gedropped werden en verstoken van wereldse gemakken moesten 'overleven'. Het lijkt erop dat wij – de overgeciviliseerde, controlerende mens, omringt door MKZ en BSE – de drang hebben om onder de meest primitieve onszelf te herontdekken.

Bij Ellen de Bruijne Projects in Amsterdam toont Maria Pask haar visie op de primitieve mens. De ruimte is gevuld met een constellatie van verschillende objecten. Om een beeld te geven: een van riet gevlochten afscherming, een – ongebruiktemoker, een zwarte cementbak gevuld met grote trossen druiven, een spelonk-achtige tot aan het plafond rijkende sculptuur, diverse monitoren met videobeelden, een façade van een huis opgetrokken uit multiplex, een ronddraaiend plateau waaruit een niet afgewerkte afgietsel van twee benen steekt, een op zijn kopse kant geplaatst bankstel een ladder … en meer.

De ondertitel die aan de solopresentatie meegegeven is, luidt "A new fresh free fall from over the top, or, A challenging task for my family to live this show…", getekend EdB (Ellen de Bruijne). Nu is het fenomeen 'galerie aan huis' niet nieuw, maar gezien de kunstenaars waarmee De Bruijne werkt, was het onvermijdelijk dat dit een keer moest leiden tot een interactie tussen werk en privé. Verschillende objecten uit de installatie, de ladder, de bank, de rol tapijt, heeft Pask namelijk verschillende attributen uit het huishouden van De Bruijne geconfisceerd.

Op het eerste oog is het een onsamenhangend geheel, maar wie rondloopt en de objecten één voor één bekijkt, begint zich langzaam een beeld te vormen. In één ruimte staan drie monitoren opgesteld met op ieder een video van een naakt model. Op afzonderlijke delen van het lichaam (rug, scheenbeen, onderarm) is overdadige beharing aangebracht. De referentie is duidelijk. Het gaat hier om onze primitieve voorganger: de oermens afgebeeld in stereotype poses, op handen en voeten of met gebalde vuisten. De personages lijken zo uit hun oorspronkelijke omgeving in de studio van de fotograaf gezet, naakt tegen een witte wand. Ongeveer een meter van de monitoren af liggen wat attributen van deze Neanderthaler: een uit stokjes gemaakte ster en een klein kommetje Op een monitor in de andere ruimte wordt een korte loop getoond waarop een eveneens overbehaard lichaamsdeel – onduidelijk welk – een schokkerige beweging maakt. Op een andere monitor rent een naakte vrouw gewapend met een grote bijl verwilderd rond. De cameravoering doet denken aan de cultfilm ‘The Blair-Witch Project'. Aan één van de wanden hangt een grote print waarop deze Nite-mare hippy girl in een beboste omgeving schichtig voor een auto staan, alsof ze zich betrapt voelt door de indringer met de camera.

Tijdens de opening werd een performance opgevoerd. Twee acteurs namen plaats in de bak met druiven en begonnen aan dans die nog het meest weg had van een paringsritueel. Gekleed in een wit t-shirt met daarop respectievelijk "Mum" en "Dad", draaide het koppel verliefd om elkaar heen, ondertussen etend van de trossen druiven en liederlijke oerklanken uitstotend. De onvermijdelijke derrie van kapot gestampte druiven ligt nu nog te rotten in de galerie.

De infantiele blijheid van de twee acteurs deed denken aan een workshop dramatische expressie voor mensen met het Down-syndroom, maar de overgave en hun gebrek aan enige mate van gene, maakte me jaloers. Wie kent er nu niet de neiging om in een overvolle supermarkt heel hard mee te zingen en swingen met de muziek op je walkman? De symboliek is eenvoudig te duidem: de tros druiven is bij uitstek het attribuut van Dionysus (Bacchus) die op zijn beurt volgens Nietzsche weer het ontstuimige, niet-reflexieve en het natuurlijke in de mens vertegenwoordigd. Het lijkt er dus op dat Pask met de performance een lans wil breken voor de bevrijding van de oermens in ons.

Maria Pask, geboren en getogen in Cardiff (GB), kwam in 1995 naar Amsterdam om aan de Ateliers een tweede fase opleiding te volgen. Sindsdien heeft zij op verschillende plekken in binnen- en buitenland tentoongesteld. In de meeste recensies die tot nu toe over haar werk verschenen, wordt naar voren gebracht hoe zeer haar werk voortkomt uit en gebaseerd is op persoonlijke ervaringen. Misschien niet altijd letterlijk, en soms worden autobiografische elementen doorgevoerd naar een fictiever niveau, maar de personal narrative blijft een terugkerend thema.

Het probleem met dit soort voorkennis blijft dat je je eigen interpretatie direct vergeet en als een detective op zoek gaat naar de autobiografische dimensie. Heeft Pask enkel op humoristische wijze een beeld willen neerzetten van de primitieve oermens met attributen uit zijn oorspronkelijke leefomgeving zoals een antropologische presentatie uit een Volkenkundig museum, of is er nog een verborgen persoonlijke noot. Van Pask zijn we gewend werk te zien met een zeer directe en extroverte referentie naar haar persoonlijke histoire. Maar de installatie State of the Estate bij Ellen de Bruijne Projects is cryptischer met betrekking tot de persoonlijke context van het werk. Als antwoord op mijn vraag naar de achtergrond van het werk, kreeg ik de toelichting dat de installatie een referentie is naar Pask's roots; Wales met zijn volkscultuur van sagen en legendes. (Voor wie geïnteresseerd is: ook de bank is te koop.)

THE STATE OF THE ESTATE, Maria Pask, t/m 21 april

Ellen de Bruijne Projects, Rozengracht 207a, Amsterdam, di t/m za 13-18 uur, 1e zo v/d mnd 14-17 uur

Zalen vol belofte

Fred Balvert

Met RAM heeft Rotterdam terug wat de stad vier jaar node heeft moeten missen: de even eigenzinnige als professionele galerie die wars is van stromingen en eigen gewoonten. Galerist Berry Koedam gelooft niet in vaste lijnen in haar programma. "Het moet over kunst gaan en verrassend blijven. Persoonlijk zie ik geen verschil tussen figuratief en abstract werk, wat tot ongebruikelijke combinaties kan leiden."

Op een steenworp afstand van de eerste editie van RAM heeft Koedam in een vergelijkbaar voormalig bedrijfspand een tentoonstellingsruimte gerealiseerd die is verdeeld in vier verschillende zalen met een eigen karakter en functie: een grote zaal voor kunst, design en multimedia, een tweede grote zaal voor thematische en solotentoonstellingen en twee kleinere, intieme kamers die dienst doen als tekeningenkabinet en projectruimte. In de steigers staat nog een projectieruimte voor video en diaproducties.

‘Different People II' is, na een uitwisseling met Porto, de tweede tentoonstelling in RAM en strekt zich uit door de hele galerie waarbij de specifieke kwaliteiten van de zalen zijn benut voor werk van kunstenaars waarin zeer verschillende visies van het mensbeeld naar voren komen. In beide grote zalen trekt een sculptuur van bescheiden formaat, uitgevoerd in onopvallende kleuren direct de aandacht. Het zijn de gevoelige beelden van Mirjam Hoekman, een in leeggeblazen eieren en was uitgevoerd kopje en een rank staand figuurtje in een wolk vlinders, die zijn geknipt uit sierlijk met de hand beschreven lijntjespapier.

De kwetsbaarheid die Hoekman uitdrukt met haar materiaal komt op een subtiele manier terug in tekeningen van Arno Kramer en litho's van Co Westerik. De situaties waarin Kramer zijn personages plaatst, tekent hij in lichte, soms krabbelige lijnen ingekleurd met vlekken transparante verf. In nauwelijks leesbare letters willen ze ons nog snel iets toevertrouwen, voor hun anatomie oplost in de achtergrond. De draadfiguren van Westerik lijken een stuk taaier, al zijn ze door menselijke gevoelens en relaties in bizarre situaties geraakt.

Net zo aanwezig als de restruimten in de litho's van Westerik, zijn die van Amie Dicke. 'How sweet is the space between my legs', nr. 1 en 2, zijn grote hompen marsepein waarin de binnenruimte van de benen van de kunstenaar, van voeten tot kruis, is afgedrukt. Door het roze suikergoed dat van de sculpturen afdruipt klinkt de vraag van de kunstenaar als een zoete belofte. Dezelfde zoete kleuren heeft het meisje in de kinderkamer op een linosnede van Vanessa Jane Phaff. Dit werk mag ook worden gezien als een belofte, omdat Phaff zou exposeren maar door tijdgebrek moest afhaken. Wel werkt ze op het moment voor RAM aan een uitwisseling met Galerie Module in Porto en Lissabon.

De nieuwe versie van RAM biedt ruimte aan dwarsverbanden en complexiteit zonder dat de rustgevende eenvoud van het interieur verstoord raakt. Na de gewaarwording van veelheid die zich in ‘Different People' ontvouwt biedt het ruimtelijke schema houvast om eigen lijnen en associaties te ontdekken.

DIFFERENT PEOPLE II, met werk van o.a. Vanessa Jane Phaff, Co Westerik, Mirjam Hoekman, Ben, Patrick Raynaud, John van 't Slot, Amie Dicke, Arno Kramer, Krystyna Ziach, tot 16/4

RAM, Blekerstraat 10, Rotterdam, do t/m zo 13-18 uur

Het is oorverdovend stil in Rotterdam.
Rotterdam is vele steden, maar al die steden lijken te slapen.
Rotterdam is Culturele Hoofdstad van Europa, maar zelfs op korte afstand, Amsterdam, merk ik daar niks van.
Hoeveel toeristen zijn op weg naar Rotterdam om, in de woorden van de bassende hopman Opstelten, 'de ongemene culturele vitaliteit (…) mee te beleven'.
Ik beschik niet over cijfers, maar ik heb nergens iets gelezen over overvolle hotels, dagenlang dubbel geparkeerde auto's, rijen voor de kassa's of onwel geworden toeschouwers.
Het is oorverdovend stil in Rotterdam.
Wat haalde de laatste maanden de landelijke pers?
De conflicten tussen intendant Van Meggelen en intrigant Nouwen.
Ongetwijfeld een spektakel, maar van een hoog spruitjesgehalte.
Het Filmfestival.
Dat haalt ieder jaar terecht alle kranten omdat het kwalitatief op een zeer hoog niveau staat.
De Rotterdamse Kunstbeurs.
Die verdient aandacht, omdat ze voor de tweede keer de arrogante Amsterdamse KunstRai laat zien dat ze niet het alleenrecht heeft op kwaliteit.
En dan te weten dat deze gebeurtenissen los staan van het Culturele-Hoofdstad-programma, al zullen ze alledrie ongetwijfeld hebben meegegeten, of zelfs gevreten, uit de Culturele-Hoofdstad-ruif.
En verder?
Het is oorverdovend stil in Rotterdam.
Hoe komt het toch dat grote evenementen in Rotterdam altijd mislukken?
Er zijn maar weinig steden die zoveel geld en energie in kunst en cultuur stoppen als Rotterdam.
Er zijn maar weinig steden die dat zo goed weten te verbergen.
Rotterdam is een no-nonsense-stad.
Er wordt hard gewerkt en er wordt fanatiek niet gewerkt. In Amsterdam wordt gewerkt en ontspannen niet gewerkt.
Bij de eerste lentezon stapt een Rotterdammer in de schaduw om door te kunnen blijven werken of om zijn zwarte klus af te maken, een Amsterdammer gaat onmiddellijk in de zon zitten en laat zich achterovergeleund van een koud pilsje voorzien.
Rotterdam is een stad van zwart-wit, Amsterdam van de nuance.
Daarom scoort in Amsterdam Het Rijksmuseum beter dan Ajax.
Daarom scoort in Rotterdam Feyenoord beter dan Boijmans.
Kunst is de vleesgeworden nuance, voetballen de vleesgeworden nuchterheid.
Toch wringt het.
Het is toch rampzalig dat het Amsterdamse Stedelijk met een brokken-piloot-beleid meer bezoekers trekt dan alle integere culturele activiteiten van Rotterdam samen.
Waarom staan er rijen voor een degelijke maar saaie Maurits-tentoonstelling in het Rijks en is het oorverdovend stil als Rotterdamse galeries prikkelende Portugese kunst laten zien?
Waarom komen honderdduizenden buitenlanders op Amsterdam af zonder dat de stad zich uitslooft en haalt Rotterdam slechts een fractie van dat aantal door zijn stinkende best te doen.
Maar Rotterdam is niet alleen snotterig sneu, het kan ook stuitend stom zijn.
Er is geen enkele Culturele Hoofdstad die haar belangrijkste museum wegens renovatie afsluit voor het publiek.
Er is geen enkele Culturele Hoofdstad die een concept bedenkt dat zelfs door de bedenker niet over het voetlicht kan worden gebracht.
Er is geen enkele stad die onmisbare gangmakers als Van Krimpen zo makkelijk laat gaan en die node gemiste gedrevenen als Jan Hoet zo makkelijk de deur wijst.
Er is geen enkele Europese stad die zo weinig trots is op zijn eigen status van Culturele Hoofdstad als Rotterdam.
Het is oorverdovend stil in Rotterdam.
Triest, maar wie geen lawaai maakt wordt niet gehoord.

Een beetje valt het toch wel tegen als je bij Stichting Outline binnenloopt. Een wervend persbericht en het vooruitzicht van een tentoonstelling van kunstenaars uit Manchester, samengesteld door een curator met de illustere naam Yuen Fong Ling, hebben de verwachtingen hoog gespannen. Bij binnenkomst moeten die verwachtingen worden bijgesteld. Wat hier hoogstens te zien is, is een sympathiek initiatief van een kleine tentoonstellingsruimte die z'n best doet om eens wat anders te brengen dan het geijkte. Opnieuw kijken dus. In een kleine klaver-drie ruimte hangt een aantal werken aan de muur, draait een tweetal video's, flikkert een stroboscoop en staat een aantal objecten middenin de ruimte. De muren van de ruimte zijn volgekalkt met ‘droodles', achteloze tekeningen, van het graffiti initiatief Doodlebug. Bij navraag blijkt dat ook de bezoekers van de stichting inmiddels een bijdrage hebben geleverd aan de tekeningen op de muur die overigens grappig maar nauwelijks boeiend zijn. Aan deze volgekalkte muren hangen werken van onder anderen Frank Flowers, Lisa Holden en Paul Needham. Vooral de twee laatstgenoemden trekken de aandacht.

Holden exposeert een viertal foto's, portretten van haarzelf in steeds een andere vermomming. Met ‘Me as mum, Me as dad, me as Paul en me as Jennifer' zet Holden een denkbeeldige familie neer waarin melancholie en drama een rol lijken te spelen. Paul Needham's werk vervolgens, is een ontdekking. Het bestaat uit zes middelgrote glasschilderingen die losjes tegen de muur leunen: één verkeerde beweging en ze liggen in gruzelementen. Op deze schilderingen zijn afbeeldingen te zien, opgebouwd uit enkele grote kleurvlakken in oranje en zwart. Het zijn voornamelijk lege landschappen waarin een enkeling figureert. Volgens het persbericht moet er van de schilderingen een onheilspellende sfeer uitgaan; maar juist de vrijblijvendheid van de voorstelling wekt sympathie op.

De video van Chris Morgan tenslotte is het laatste werk in deze tentoonstelling dat enigszins kan overtuigen. Een man van middelbare leeftijd in uniform danst in een kleine, lege discotheek naar hartelust op de tonen van een oude discodeun. Volgens het persbericht zou het gaan om een ‘oude nicht' maar of dat zo is of niet, het voegt weinig toe aan de betekenis van het werk. De overige deelnemers, dat zijn er acht, kunnen nauwelijks bekoren. Dat is òf omdat het werk niet tot zijn recht komt òf omdat het werk niet meer compleet is of omdat het gewoonweg weinig boeiend is. Zo zou er van Mark Briggs een super 8 film moeten draaien maar die is er niet. Hetzelfde geldt voor een videoregistratie van ‘Bono and Sting' – van de artiest die onder die naam schuil gaat had ik graag wat gezien. Er is geen video en de site waarnaar verwezen wordt is buiten gebruik. De Variable D Gallery zou "een raam naar de toekomst presenteren met een virtuele 3D poster", maar de ordinaire posters waarmee de ramen van de tentoonstellingsruimte nu zijn afgeplakt zijn bijna een belediging van het gezond verstand. Al met al valt er dus nogal wat af te dingen op het statement van curator Yuen Fong Ling uit Manchester: "An exhibition in a constant state of emotional chaos and confusion, a theme park for doubt and insecurity". Toch is het zo dat Stichting Outline met deze tentoonstelling van actuele Britse kunst voorlopig nog het voordeel van de twijfel verdient, al was het alleen maar omdat ze iets anders hebben gebracht dan het gros van de galeries in Nederland.

APOCALYPSE NOW AND NEXT WEEK

Stichting Outline, Oetewalerstraat 73, Den Haag