Serene filmkunst in de stadsjungle

Michiel van Opstal
still uit Hundert Sekunden Tokio, Jan Verbeek, 2005, copyright Jan Verbeek

Toeschouwer X wordt gekweld door de liefde. Tijdens de schemer besluit ‘ie een luchtje te gaan scheppen. Verstrooid wandelt hij door het centrum van Rotterdam. Hij voelt zich rot. Zijn hoofd explodeert uit elkaar van twijfel. Houdt hij eigenlijk wel genoeg van haar? Voor hij het goed en wel in de gaten heeft bevindt hij zich op het Schouwburgplein. Hij kijkt om zich heen. Waar komt dat vreemde licht vandaan? Hij tuurt omhoog. Tegen de zijmuur van de Pathé-bioscoop wordt een film geprojecteerd. Hij knippert met zijn ogen. Dit is niet normaal. Hij knippert nog een keer. Hij ziet een meisje in een telefooncel. Ze wordt gefilmd van de overkant van de straat. Auto’s zoeven voorbij. Het gezicht van het meisje is vertrokken. Alsof ze ieder moment in huilen kan uitbarsten. De camera blijft op afstand. Durft niet dichterbij te komen. Maar Toeschouwer X wordt meteen door het vertoonde verdriet in zijn hart getroffen. Hij wil helpen, troost bieden, ‘iets’ doen. Al snel raakt hij in paniek van zijn eigen machteloosheid. Hij kán niets doen. Het ongeluk van het meisje ligt buiten zijn invloedssfeer. De camera blijft het tafereel echter meedogenloos gadeslaan. Ieder beeld is een lijdensweg. Ieder beeld sluit het meisje meer op in haar eenzame wanhoop. De mensen die haar passeren, zien haar niet, wíllen haar verdriet niet opmerken. En Toeschouwer X, tot in zijn diepste vezels geraakt door het geheimzinnige drama, kan niets doen. Hij wil zich engageren maar besluit door te lopen.

Toeschouwer X is zojuist getuige geweest van een fragment uit een korte fake documentaire van Jan de Bruin. Alles was nep, alles was in scène gezet, maar het effect was authentiek: hij voelt zich nog rotter.

Toeschouwer X is een filmkijker waar Cineboards 2006 alleen maar van kan dromen. Cineboards is een film/videofestival dat plaatsvindt op een onconventionele plek. De geprogrammeerde films worden in augustus, september en oktober vertoond in de stedelijke openbare ruimte van Rotterdam, Den Haag en Eindhoven. Iedere avond na zonsondergang spuugt een beamer filmbeelden de urbane jungle in. Zo worden toevallige passanten in hun stedelijke omgeving terloops geconfronteerd met bewegend beeld. De filmvertoningen zijn echter niet bedoeld als zomerse openluchtcinema. Rondom de projecties staan geen stoeltjes en circuleren geen roséflessen met plasticbekertjes. Het werk dat vertoond wordt is kort en experimenteel en dient in het voorbijgaan te worden bekeken. Het zijn kunstfilmpjes. Bewegend beeld dat normaal gesproken in een museum wordt tentoongesteld. En daar manifesteert zich nu net het probleem. Want hoe houd je de aandacht vast van iemand die op weg is van A naar B en er niet zelf voor gekozen heeft geconfronteerd te worden met artistiek bewegend beeld? Wat voor soort beeld is in staat verstand en gevoel van de argeloze voorbijganger in een fractie van een seconde te ‘gijzelen’? Wat voor soort beeld kan een achteloze passant veranderen in een geboeide toeschouwer? Is museale kunst daartoe in staat?

Op de website van Cineboards legt kunstenaarsduo Bik Van der Pol uit wat de bedoeling is achter de filmprojecties in de stad. De gastcuratoren hebben een duidelijke mening over de manier waarop de openbare ruimte tegenwoordig ‘misbruikt’ wordt: ‘We leven in een tijd waarin de openbare ruimte, vanouds een ontmoetingsplek en een plek waar verschillen werden uitgespeeld, meer en meer van onderhandelingsruimte tot handelsruimte is geworden. In deze centrale arena’s overheerst het visuele van de ‘advertisement’, terwijl de burger zich meer en meer terugtrekt uit de arena van de onderhandeling. En het is juist de onderhandeling die centraal staat in de ontwikkeling van de democratie zoals wij die kennen en die nu zwaar onder druk staat. Cineboards heeft niet de illusie de democratie te komen redden. Wel wil zij de publieke arena injecteren op zo’n manier dat opnieuw en steeds maar weer het aspect van het onderhandelen met kracht visueel gestalte krijgt.’

Bik Van der Pol heeft heimwee. Heimwee naar de tijd waarin de openbare ruimte een plek was waar werd gediscussieerd, gestreden en gevochten. Heimwee naar de tijd waarin burgers, politici en kunstenaars het marktplein gebruikten als plaats waar de samenleving voortdurend geherdefinieerd werd. Heimwee naar de tijd waarin het hart van de stad gebruikt werd voor felle demonstraties. Heimwee naar de tijd waarin de openbare ruimte meer was dan een plaats voor lethargisch consumentisme, meer dan een terras, een evenement en een sportschool.

Deze kritiek is terecht. De openbare ruimte is tegenwoordig steeds meer een ‘uitspanning’ waar burgers zich moeten vermaken in plaats van een toneel waarop ze aangespoord worden ‘iets’ te vinden (van de plaats waar ze wonen, van de manier waarop ze leven, van gevestigde omgangsvormen en politieke beleidsplannen).

Terug naar Cineboards. Eén ding is zeker: de kwaliteit van de openluchtprojecties laat niets te wensen over. Veel van het werk dat Noud Heerkens, de geestelijk vader van Cineboards, samen met Bik Van der Pol heeft geprogrammeerd, heeft zich allang in het museum bewezen. Maar bereikt het ook zijn doel in de vreemde context van de stad? Slaat het een vlam in de pan van de openbare ruimte? Heeft het terstond een hypnotiserende uitwerking op de toevallige passant?

Gek genoeg niet. De geprogrammeerde films zijn daarvoor te sereen en te contemplatief. Ze zijn scherp, maar pas nádat ze zijn overdacht. Ze zijn ‘dwingend’, maar pas nádat ze zorgvuldig zijn verkend. In het voorbijgaan zijn ze alleen maar raadselachtig en daardoor op een even geheimzinnige manier betekenisloos. Veel van de films moet je rustig tot je nemen, ook dat werk dat in één beeld alles laat zien. Dit ene beeld – de ‘surplacende’ fietser van Job Koelewijn, het touwtjesspringende meisje van Arthur Kleinjan – is zo zwanger van betekenis dat je tijd nodig hebt om het tot je door te laten dringen. Tijd die je nu juist als passant niet hebt. Rust die je als doelgerichte wandelaar in de openbare ruimte niet voelt.

De films en video’s geven wel een mooi overzichtsbeeld van de cross-over tussen beeldende kunst en documentaire die momenteel in de kunstwereld hip en happening is. Veel van de films zijn ‘documentaties’ van al dan niet in scène gezette gebeurtenissen. Sommige klein en humoristisch, andere klein en dramatisch. Maar nooit groot en verheven, nooit direct gericht tegen een opponent (de overheid, het bedrijfsleven, de kunstwereld, et cetera), nooit rauw en boosaardig, nooit ongenuanceerd en ongecontroleerd spontaan. De films bewaren allemaal afstand, alsof ze bang zijn hun engagement te expliciet te maken, alsof ze bang zijn ‘iets’ ergens van te vinden. Ze laten het oordeel over de ethiek van de gebeurtenis over aan de kijker. Híj moet er maar ‘iets’ van vinden.

Mooi voorbeeld is de film Before Dawn van de Hongaar Bálint Kenyeres. In een heuvelachtig landschap met zachtjes wuivend gras komt een truck aanrijden. De bestuurder toetert. Plotseling springen mensen uit het gras omhoog. Ze verdwijnen snel in de vrachtwagen. Dan is het weer stil. Vrachtwagen en vracht rijden weg. Als toeschouwer weet je waar je naar kijkt: mensensmokkel. Vervolgens slaat het noodlot toe. Een politiewagen rijdt het beeld in. De hele meute wordt ingerekend. Op één man na. Hij richt zich pas op als het landschap zijn (onbetrouwbare) onschuld heeft teruggevonden. De man kijkt vertwijfeld om zich heen. Angst spuit uit zijn ogen. Deze hele gebeurtenis is in één wonderschone take gefilmd met een camera die argeloos lijkt te bewegen op het ritme van de wind. Een camera die zelf onzichtbaar blijft, die zichzelf weigert te branden aan dat wat ze vastlegt. Daar mogen wij ónze vingers aan branden.

Deze manier van de toeschouwer bij de lurven grijpen werkt binnen de witte tempelmuren van het museum. Deze manier van politieke betrokkenheid werkt in het duister van de bioscoop. Maar hij werkt niet in de ‘toevallige overvolheid’ van de openbare ruimte. Daar woedt een ‘prikkeloorlog’. In de openbare ruimte wil alles en iedereen tegenwoordig gezien worden. Wil de kunst in deze stedelijke jungle opvallen dan zal ze zich aan nieuwe regels moeten conformeren. Maar niet alleen dat. Ze zal ook weer vonken, vlammen en vuur moeten blazen, in plaats van subtiele reflecties. Ze zal weer ‘direct’ moeten worden en een manier moeten vinden om haar woede origineel de publieke arena in te schieten.

Als Bik Van der Pol geheel terecht betoogt dat kunst de functie heeft om het debat in én over de openbare ruimte aan te zwengelen, dan heeft ze meer aan Kabouter Buttplug dan aan kunst die twijfelt, nuanceert, overdenkt en zich weinig dwingend (lees geëngageerd) naar de toeschouwer uitspreekt. De artistieke guerrillaoorlog in de stedelijke rimboe moet met de juiste wapens worden gestreden.

Cineboards 2006, t/m 8 september, Rotterdam, Schouwburgplein; 9 t/m 22 september Den Haag, Ministerie van VROM; 23 september t/m 4 oktober Eindhoven, De Witte Dame; 5 oktober t/m 14 oktober Eindhoven, Centraal Station

Georganiseerd door: Stichting Picos de Europa in samenwerking met MU Eindhoven en Filmhuis Den Haag. Curatoren: Noud Heerkens, Liesbeth Bik en Jos van der Pol.

still uit Open My Glade, Pipilotti Rist, 2000, copyright Pipilotti Rist, courtesy Hauser Wirth, Zürich