The Otolith Group koloniseert het geweten

Herbert Ploegman
The Otholith Group, STATECRAFT (2014). Foto: Niels Moolenaar. Courtesy of Casco

The Otolith Group, bestaand uit Anjalika Sagar en Kodwo Eshun, werkt in de expositie In the Year of the Quiet Sun met een belangwekkende geschiedenis: die van de Afrikaanse dekolonisatie. De tentoonstelling in Casco bestaat uit drie werken: One Out of Many Afrophilias (2014): een installatie die 50 nummers presenteert van Transition, een literair-politiek tijdschrift dat in de vroege jaren 1960 het licht zag in Kampala, Uganda; Statecraft (2014): een chronologische presentatie van 4000 postzegels die de staatsvorming van alle Afrikaanse staten in beeld brengt; en de film In the Year of the Quiet Sun (2013), waarin het verhaal van de Pan-Afikaanse droom gereconstrueerd wordt aan de hand van historische filmfragmenten en met gebruikmaking van de postzegels. De opzet van de expositie forceert een confrontatie met het materiaal en daardoor met de geschiedenis. In deze confrontatie worden onafhankelijkheid, de blijvende invloedssfeer van de kolonisatoren en de positie van de kijker op een sterke manier tegen elkaar afgezet.

Zowel de tijdschriften als de postzegels worden zonder veel aankondiging getoond. De zegels zijn geordend op volgorde van datum van onafhankelijkheidsverklaring, beginnend bij Liberia in 1847, tot aan Zuid-Sudan in 2011, maar stammen regelmatig van een later tijdstip zoals een 50-jarig jubileum van het regime. De helderheid die deze chronologie lijkt te verschaffen, wordt echter al gauw in de war geschopt als in de reeks al niet meer bestaande staten als Katanga of Haute-Volta opduiken. Dit wekt de interesse van de kijker: er is hier meer aan de hand, al moet nog blijken wat precies. Wat heeft het bijvoorbeeld te betekenen wanneer het portret van een staatshoofd met drukinkt is doorgehaald, of als in donkere inkt over de originele afbeelding de nieuwe naam van het land, of een nieuwe munteenheid wordt weergegeven? Wat is het verhaal van onafhankelijkheid waarin, terwijl de zegel geldig blijft, de staat aan de kant wordt geschoven? En de vraag die daaraan vooraf gaat: wat verbeeldde de zegel aan machtsverhoudingen, en hoe waren die op dat ogenblik problematisch? In een rondleiding langs de expositie noemt Kodwo Eshun het “officieel optimisme” dat de postzegels communiceren. Hier worden alle esthetische kwaliteiten ingezet om de staat in een positief daglicht te stellen, terwijl geweld, zoals bij een militaire coup, wordt verbloemd.

Hoe weinig belicht sommige geschiedenissen van Afrikaanse staten ook mogen zijn in de dominante geschiedschrijving, de verwevenheid van beide is er niet minder om. Dat blijkt bijvoorbeeld uit welbekende iconen van modernistische vooruitgang als stuwdammen of vliegtuigen die prijken op de Afrikaanse postzegels. Als beeldtaal worden varianten van Popart gebruikt, of wordt geëxperimenteerd met nieuwe druktechnieken. Het gevoel van vertrouwdheid, dat bij de kijker tegelijk verontrusting wekt, wordt verklaarbaar als blijkt dat druk en ontwerp van veel zegels in de VS, België of zelfs Nederland plaatsvonden. Op een internationale gemeenschap van staten wordt zo een paradoxaal appèl gedaan om de soms jonge staat die de zegel uitbrengt in autonomie te erkennen.

De ernst van deze vervlechting blijkt des te duidelijker uit het verhaal dat hoort bij de Transition-tijdschriften die parallel aan de postzegels getoond worden. Transition gaf bij ontstaan een stem aan een groeiende kritische gemeenschap uit de jonge staten. Na meer dan een decennium bleek echter dat het fonds dat het tijdschrift sponsorde door de CIA was opgezet om tegenwicht te bieden aan ‘culturele besmetting’ uit de Sovjet-Unie. Het effect van de reeks tijdschriften is vergelijkbaar met die van de postzegels, doordat de kijker in de expositie aangewezen is op de covers van de bladen. Deze zijn echter de moeite van het bestuderen waard en onthullen door de esthetiek en coverteksten veel over de karakterontwikkeling van het blad. De reeks roept bij de kijker, net zoals bij de zegels, echter vragen op die niet beantwoord worden. Doordat het blad een ander verhaal vertelt dan de postzegels — een persoonlijk-kritisch discours in plaats van een staatsnarratief — wordt tussen de werken een spanning gecreëerd die beide uittilt boven het niveau van tijdsdocument.

Het slot van de expositie — de half uur durende film In The Year of The Quiet Sun (2013) — werkt in op de vermoedens die de eerdere werken oproepen. De film vormt een een soort associatieve verkenning van de esthetiek van het Pan-Afrikanisme. Hierin krijgt de Popart van de postzegels (en een deel van de tijdschriftcovers) een expliciete lading door de verbinding met de aspiraties van de politieke beweging die onder aanvoering van Kwame Nkrumah, de eerste president van Ghana, in de jaren ‘50 en ‘60 werd opgezet. De film toont daarvan onder meer fragmenten van de drie belangrijke All-African Peoples’ Conferences uit die tijd, en verbindt het aan de vorming van de Non-Aligned Movement (NAM), als een derde blok naast uitdijende invloedssferen van de VS en de Sovjet-Unie. Echter de transformerende machtsverhoudingen en de neergang van het Pan-Afrikaanse ideaal die ook getoond worden, benadrukken andermaal de precariteit van de Afrikaanse onafhankelijkheid en hoe die in de kunst tot uiting kwam.

Samenhang ontwikkelt zich in de gelaagdheid van de identiteitsontwikkelingen die de expositie behandelt. Tegelijk worden telkens vragen opgeroepen over de betekenis van onafhankelijkheid en invloed, en daarmee over de stem van de kunst die hiervoor wordt ingezet of zich er juist tegen af wil zetten. De kijker wordt hierdoor gedwongen zich in dit globale spel te identificeren. Op deze manier weet The Otolith Group een krachtige stem te vormen: het weet het geweten succesvol te koloniseren.

The Otholith Group, ONE OUT OF MANY AFROPHILIAS (2014). Foto: Niels Moolenaar. Courtesy of Casco
The Otholith Group, IN THE YEAR OF THE QUIET SUN (2013). Foto: Niels Moolenaar. Courtesy of Casco
The Otholith Group, STATECRAFT (2014). Foto: Niels Moolenaar. Courtesy of Casco