Maarten Overdijk

Jaring Dürst Britt

Een ijzeren hek dat je belet om het overgrote gedeelte van de ruimte te betreden. Het is het eerste waarmee je wordt geconfronteerd in het groen geverfde atelier van Maarten Overdijk (1977). In eerste instantie zorgt het voor verwarring: wat in deze ruimte is zo teer en breekbaar dat het in bescherming moet worden genomen? De ruimte oogt leeg, er vallen vierkanten, rechthoeken en octogonalen waar te nemen die samengesteld zijn uit ‘arme’ materialen; papier, hout, en plastic. Met her en der een lik verf.

Een ‘restvorm’ van een rechthoek die zich in het midden van het atelier bevindt trekt de aandacht. Een lage sokkel linksachter in de ruimte lijkt over dezelfde omtrek als het vlak te beschikken. Je vraagt je af of er een verband tussen de twee vormen bestaat. Verder zijn een aantal spieramen te zien die geen canvas maar een transparante drager hebben. Bij de meeste exemplaren is niet de drager maar juist het spieraam beschilderd -en dan nog slechts gedeeltelijk. Een exemplaar dat nog het meest van een ‘echt’ schilderij weg heeft staat achterstevoren tegen de muur. Andere ‘schilderijen’ staan op de grond en doen denken aan een verkeersbord zonder duidelijke betekenis.

Aan de wanden van het atelier hangen verschillende soorten tape, een beschilderd stuk plastic, een lijst zonder inhoud, een stuk papier waar vierkanten en driehoeken zijn uitgeknipt en – op ongelijke hoogte – een set draagijzers. De elementen die zich in de ruimte bevinden zijn lastig te duiden. Ze verraden niets van hun betekenis maar fluisteren dat er stiekem allerhande connecties bestaan. Een als een zuil overeind staande rol bruin papier knipoogt naar een ijzeren stutpilaar, het halftransparante materiaal dat op verschillende plekken opduikt – is het van zichzelf grijs of is het bewerkt door de kunstenaar? – lijkt een relatie aan te gaan de stalen platen die op de schuifdeur zijn aangebracht.

De kunstenaar moet zich bewust zijn van de capaciteiten van de door hem gebruikte achtergrondkleur: groen heeft een rustgevend effect op mensen én is uitermate geschikt om van alles op te projecteren. Zoals TV-studio’s ‘onze man in Washington’ niet voor het Witte Huis maar voor een green screen plaats laten nemen. De wanden in Overdijks studio zijn meer ‘beschilderd’ dan ‘geverfd’. De onder- en bovenzijdes zijn dermate grof afgewerkt dat de oorspronkelijke ondergrond zichtbaar blijft.

In een zijruimte hangen vijf vellen papier van gelijke grootte. Ze zijn door Overdijk met een chemische substantie behandeld, waardoor de onderkant transparanter oogt. Door de bovenkanten op exact dezelfde manier met tape op te hangen, maar aan de onderkanten te variëren met de plaatsing ervan, verschillen de vellen onderling aanzienlijk van karakter. Waar de kunstenaar in de atelierruimte een architecturaal effect lijkt na te streven, confronteert hij je hier één op één met de formele objecten.

Maarten Overdijk heeft met zijn presentatie een zeer doordachte en zorgvuldig gearrangeerde kijkervaring gecomponeerd. De manier waarop hij ‘nietsig’ materiaal weet op te laden, doet denken aan de vormentaal van de Amerikaanse kunstenaar Gedi Sibony, een van de vaandeldragers van het huidige trash minimalism. Het hekje, dat in eerste instantie als een barrière overkomt, wordt door Overdijk juist ingezet als een instrument om de ruimte goed in je op te nemen. Met minimale middelen weet hij een maximale visuele ervaring te creëren, waarbij het lastig is om te stoppen met kijken.

RijksakademieOpen

Zaterdag 27 en zondag 28 november 2010