Een dichter aan het woord?

Ceciel Stoutjesdijk
Dirk de Herder, DE AMSTELBRUG, Amsterdam, 1946

Een woeste zee, de schuimkoppen verlicht door het maanlicht, vastgelegd door Margot Rood. Een bruisende dansende uitgaansmenigte van Raymond Meeks of een verlaten steeg bij nacht van Desiree Dolron. Alle foto’s in de collectietentoonstelling Nacht ontwaakt tonen de aantrekkingskracht van de duisternis en het nachtleven. Fotografie als het vastleggen van licht krijgt hier een andere betekenis: het is eerder een zoektocht naar licht, of een experiment naar wat het ontbreken ervan teweegbrengt. Silhouetten, reflecties, schaduwen, abstracte vormen. De nachtelijke beelden zijn per thema (landschap, stad en nachtleven) gerangschikt, zonder onderscheid tussen fotografisch medium en techniek.

Hoe prachtig de beelden ook zijn, deze klassiek-thematische opstelling stelt enigszins teleur als duidelijk wordt dat er gedurende de totstandkoming van de tentoonstelling sprake is geweest van een bijzondere samenwerking tussen conservator Wim van Sinderen en writer-in-residence Mischa Andriessen. Samenwerkingen met schrijvers of dichters komen vaker voor bij een tentoonstelling. Denk bijvoorbeeld aan filosoof en schrijver Alain de Botton die de kunstwerken in de Rijksmuseum-tentoonstelling Art Is Therapy (2014) toelichtte op post-its. De discussie over de invulling van het tekstbordje naast een kunstwerk – welke toon en vorm, wel of geen citaten, geschreven door de conservator of juist niet – lijkt steeds weer op te spelen. Vrij spel geven aan een writer-in-residence is een mooie manier om werk van het kunsthistorische perspectief los te zingen, het vanuit een andere hoek te belichten dan een conservator zou doen.

Andriessen is de tweede writer-in-residence die een half jaar lang achter de schermen van het Gemeentemuseum mocht meekijken. Hij kon rondstruinen in de depots en de zalen tijdens de opbouw van een tentoonstelling betreden om zich te laten inspireren. Bij het zien van de selectie werken voor Nacht ontwaakt dacht Andriessen aan het gedicht Zonder liefde van André Frénaud: ‘Aanvaard mij wanneer de maan veranderlijk is // Loop niet verder dan mijn liefde // De Snuitkevers vraten gaatjes in de dageraad // Aan mijn gestalte voorbij is alles zwart // De seizoenen reiken niet langer hun gulle handen // Je hebt een hart nodig dat zich aan jou geeft // Ik zal de kleuren van de wereld voor je ophalen // indien je bij me blijft, want ik ben bang – Een vrouw is aan het woord.’

Als reactie op deze bestaande tekst (en de werken in de tentoonstelling?) schreef hij een zogenaamd ‘contrastvers’: ‘Mijn stappen verklonken in leven // het lonken onder licht, de aarzeling // ik wachtte terwijl ik liep, liet de schemer // verreinen dat ik hier ten einde kwam // en al die tijd was ik alleen, misbaar // tussen hen die droomden of dealden // een angstig jong dat jachtig doorstapt // nog nachtbewaard het zicht ontsnapt – Een man is aan het woord.’ Zelf zegt Andriessen hierover: ‘In een contrastvers gaan de twee teksten de dialoog met elkaar aan. Er ontstaat een verbinding en dat is precies hoe ik mijn residentschap ook zie: ik wil verbindingen leggen tussen de beeldende kunst en andere kunstvormen zoals de dichtkunst. Mijn hoop is dat er spannende verbindingen ontstaan die iets nieuws toevoegen aan het bestaande werk.’

De thematische overlap en het mystieke gevoel dat zowel de dramatische poëtische regels als de nachtelijke taferelen teweegbrengen sluiten perfect op elkaar aan. Het is alleen jammer dat het gedicht vrij losgezongen van de tentoonstelling wordt gepresenteerd. Hierdoor lijkt het alsof er sprake is van eenrichtingsverkeer. Hoe verrassend zou het zijn geweest als de conservator zich op zijn beurt had laten inspireren door Andriessens contrastvers en de verschillende beelden een onvoorspelbare dialoog met elkaar had laten aangaan, in plaats van landschappen bij landschappen, architectuur bij architectuur en nachtelijke portretten bij nachtelijke portretten. Zo had het gedicht van Andriessen een spannende toevoeging kunnen zijn aan de tentoonstelling, waarbij de kijker wordt uitgedaagd om de beelden op een andere manier te interpreteren, in plaats van de automatische zoektocht van overeenkomst en verschil die nu plaatsvindt. Laat de writer-in-residence een manier zijn om ook te experimenteren met presentatievormen. Pas dan kunnen er nieuwe verhalen tot stand komen die iets toevoegen aan de collectie en de geschiedenis van het museum.