Bik van der Pol

Angelique Spaninks, Marie Snauwaert

Daar staan ze, halverwege een steegje ergens in het verre Oosten, lachend om te kijken. Het moet in Japan zijn, afgaand op de twee geisha’s die ze zojuist gepasseerd zijn. De beide in vol ornaat uitgedoste dames in zuurstokroze, rood en paars trekken volop aandacht. Toch gaat het niet om hen, maar om de twee westerlingen op de achtergrond. Dat zijn geen doorsnee toeristen, maar Liesbeth Bik en Jos van der Pol, het kunstenaarsduo dat inmiddels ruim tien jaar intensief samenwerkt en zelfs in naam met elkaar vergroeid is.

Hun kunstenaarspraktijk strekt zich de laatste jaren uit naar alle mogelijke hoeken van de wereld en dus ook naar Japan. De foto in kwestie werd een paar jaar geleden gemaakt tijdens een werkperiode daar. Op verzoek van vormgeefster Irma Boom werd hij opgenomen in het eerste overzicht van hun werk: Bik Van der Pol – With Love from the Kitchen dat in 2005 bij NAi Uitgevers verscheen. Het is nog altijd één van de weinige foto’s waar de beide kunstenaars zelf op te zien zijn. “Natuurlijk spelen we altijd wel een zekere rol in ons werk, maar eigenlijk nooit fysiek, als performers,” erkent Liesbeth Bik.

De foto illustreert in ieder geval dat reizen inmiddels een vast onderdeel van hun kunstenaarspraktijk is. Dat lijkt exotisch, maar van vakantie is zelden sprake. “Zeker tachtig tot negentig procent van ons werk doen we tegenwoordig in het buitenland”, vertelt Jos van der Pol. ”Van Riga tot Belfast en van Taiwan tot Berlijn. Soms werken we ergens een paar dagen, meestal een paar weken of nog langer. En daar moet dan altijd wat uit komen, een nieuw inzicht of een project. Niet alleen voor de plek, maar ook voor onszelf. Wat dat betreft ligt de lat altijd hoog.”

Het langste buitenlandse verblijf dat ze ooit doorbrachten, ruim een jaar, was in New York, bij P.S.1. Dat was in 1999 en betekende een kentering. “In feite is onze hele werkwijze daar veranderd. Voorheen waren we erg gebakken aan locatie en atelier. Daar zaten we ineens met niks, alleen een uitnodiging die ons bond aan die plek. Zoiets werpt je helemaal terug op jezelf, of in ons geval, op elkaar. We leerden er pingpongen over alles, ook omdat het discours zich daar op hoog niveau afspeelt. We leerden er echt praten over ons werk en dat van anderen. De vraag wie van ons het genie is, wie de ideeënmachine, die ons in het begin nog vaak gesteld werd, was daar niet langer interessant. We wonnen er de dialoog. Een dialoog die trouwens regelmatig verder reikt dan ons tweeën en alle grenzen kan doorbreken.”

Hoe cruciaal New York ook was voor hun manier van werken, uiteindelijk keerden ze toch terug naar hun thuisbasis Rotterdam, Crooswijk om precies te zijn. Daar hielpen ze begin jaren negentig een oude technische school te winnen voor de kunst en om te turnen tot ateliercomplex Duende. En daar zit nog altijd hun hoofdkantoor; een grote zolderruimte waarvan de ene helft vol bureau’s en computers staat en de andere dienst doet als woonruimte van Jos.

Atelier noemen ze hun werkruimte niet meer. ”Omdat we hier eigenlijk nog maar zelden iets verzinnen. Niet dat we hier alleen maar met de administratie bezig zijn hoor, we zoeken en werken hier ook veel uit, het is onze productieplek. Maar onze ideeën krijgen we toch vooral als we ons bewegen”, aldus Bik. ”Of het nou een rondje Kralingse Plas is of een verre reis, als we ons bewegen gebeurt er iets. Alsof al reizend je hersenen zich ook anders gaan bewegen, meer gespitst zijn, beter kunnen focussen en andere dingen oppikken dan wanneer je stil blijft zitten. Waar we ook zijn, we hangen rond en snuffelen wat, raken aan de praat met anderen en altijd komen we wel weer iets tegen dat niet werkt of ronduit irriteert, ondanks alle artistieke vrijheid waar de kunstwereld zo prat op gaat. Dergelijke weerstand zoeken wij juist op en maken we zichtbaar.”

Toch ontstond hun eerste intensieve samenwerking in 1995 niet buiten de deur, maar letterlijk in huis. Het heette The Kitchen Piece en was een perfecte afspiegeling van het keukenblok waarop Jos nu nog koffie schenkt. Ze bouwden het samen met de Engelse kunstenaar Peter Fillingham, die toen ook in Duende werkte. Als een poging te ontsnappen aan de eenzaamheid van het atelier, die ze als schilder (Bik) en beeldhouwer (Van der Pol) definitief achter zich wilden laten. Maar ook omdat ze “constructief en goedgemutst ontevreden waren over de kunstwereld”, aldus Bik. ”We wilden uit optimistische boosheid wel eens wat anders laten zien dan de zoveelste tentoonstelling voor een beperkte kring van welwillende vrienden en kunstliefhebbers. We vonden de kunstwereld zo besloten en in zichzelf gekeerd, daar wilden we doorheen breken. We wilden de discussies die we hadden ook elders oproepen, door er een plek voor te maken. The Kitchen Piece was zo’n plek, daar konden talenten gewoon aanschuiven en meepraten. Samenwerking ontstond er bijna vanzelf en al pratend brak je uit de enge lagen van de kunst om te ontdekken dat de wereld echt groter is dan atelier, galerie en museum.”

Deed The Kitchen Piece indertijd nog flink wat stof opwaaien, inmiddels zijn de werken van Bik Van der Pol, hoewel vaak conceptueel en complex gelaagd van aard, alom gerespecteerd. Toch schuren ze nog altijd graag tegen de vastgeroeste normen van de kunstwereld met projecten die nauwelijks onder een noemer te vangen zijn. “We zijn niet mediumvast, soms werken we als architecten, dan weer zijn we vooral regisseurs of schrijvers. De ene keer maken we een groot billboard, dan weer bouwen we een museumzaal om tot slaapzaal, geven we een tijdschrift uit of bouwen we een bookshop.” Hoe divers hun aanpak kan uitpakken valt onder meer te zien op hun website. Die laat zich lezen als een boek, een monografie bijna, maar dan wel één die ook de leek kan volgen. Zonder te vervallen in wollig kunstjargon wordt ieder project in een paar alinea’s samengevat en beschreven. “Natuurlijk zitten er ook complexere verwijzingen en theorieën achter ons werk, maar die bewaren we voor een ander platform. Op het internet willen we gewoon helder vertellen wat we doen.”

Deze aanpak illustreert dat Bik Van der Pol zich ten alle tijde bewust is van de rol van het publiek. De kijker ervaart en neemt deel aan hun werk, of ie nu slaapt of leest, praat of denkt, soms zelfs zonder dat hij het zelf in de gaten heeft. Maar van pleasen is geen sprake. “We willen het publiek juist niet doodknuffelen. Wie iets met kunst wil, heeft zelf ook een verantwoordelijkheid. Kunst consumeer je anders dan andere dingen. Een auto is geen kunstwerk en de koopgoot is niet gelijk aan Boijmans. Toch is die tendens om zulke uiteenlopende dingen in elkaars verlengde te zien zeker hier in Nederland steeds sterker. Kunst krijgt nauwelijks de kans iets te worden, zich te ontwikkelen. Dat is de keerzijde van de democratie waarin we allemaal iets te zeggen hebben, ook als we niks te zeggen hebben. Waar dat toe leidt zie je vooral in de publieke ruimte. Die lijkt van niemand meer, het utopische waarmee het publieke domein in de vorige eeuw is vormgegeven vervaagt, de kennis en herinnering verdwijnt. Dat is een werkelijkheid waar wij graag mee werken, die we onderzoeken en verkennen. En misschien klinkt dat wel heel academisch en ongrijpbaar, maar het is in wezen niet zo anders dan een willekeurig stadsgezicht van Vermeer.”

Werk van Bik Van der Pol is komende maanden te zien in het Rijksmuseum, in Bethanien in Berlijn, in Korea en Ierland. Volgend jaar verzorgen zij een Plug In bij het Van Abbemuseum. Bik Van der Pol is ook curator van Cineboards.

www.bikvanderpol.net