Ode aan een euvel

Vincent van Velsen
Song Tao, 4.7G-01 (THREE DAYS AGO) (2004)

Een man hinkelt op een kruispunt in het nachtelijke Sjanghai. Het donkere beeld van de hinkelbaan wordt afgewisseld met blikken op de aanwezige hoogbouw en een auto die de straten van de stad doorkruist. De onheilspellend aandoende video van Song Tao werd getoond naast het Rotterdamse Hofplein, een mooie parallel schets tussen kruispunten in de twee steden. Tao’s 4.7G-01 (Three Days Ago) (2004) is een van de dertien tijdelijke videowerken die tussen 8 januari en 9 februari te zien waren rond, op en langs de Rotterdamse Coolsingel. Onder de naam Eerbetoon aan een Avenue werd deze Rotterdamse equivalent van een avenue gebruikt als publieke tentoonstellingsruimte voor videokunst.

Georganiseerd door Sculpture International Rotterdam (SIR) met Laurie Cluimans als gastcurator, werd er met het oog op een komende herinrichting van de Coolsingel teruggekeken op de permanente beelden die door de jaren heen in de buitenruimte langs deze fameuze Rotterdamse straat zijn geplaatst. Van de overbekende Verwoeste Stad (1956) van Ossip Zadkine als aandenken aan het bombardement van 14 mei 1940, naar de gestileerde bloem Zonder Titel (1957) van Naum Gabo voor de Bijenkorf als indicatie van de wederopbouw, tot de recente toevoegingen van Elmgreen & Dragset It’s Never too Late to Say Sorry (2011), Cascade (2009) van Atelier van Lieshout, en alle (acht) andere werken daartussen. Daarbij is het, aan de vooravond van wederom een transitie, tevens een terugblik op de vele metamorfoses die de Coolsingel door de tijd heen heeft ondergaan; met ‘Aan wie behoort de publieke ruimte toe?’ als centrale vraag.

Deze publieke ruimte bestrijkt een breed gebied: de metro, de bouwplaats, en simpelweg de winkelstraat. De tijdelijke videowerken werden geplaatst op basis van een specifiek geografische relevantie, in een etalageruit, bij de jaarlijkse finishlijn van de marathon of op een kruising. Het werk dat bij het stadhuis werd geprojecteerd Der rechte Weg (1983) van Fischli & Weiss heeft de natuurrijke bergen van Zwitserland als decor, een tegenhanger van de Rotterdamse stedelijke omgeving. Daarbij wordt de video gekenmerkt door een aaneenschakeling van triviale keuzes die elkaar op een ogenschijnlijk logisch, doch in een pragmatische eenvoud opvolgen; met de boodschap dat elke keuze een uitkomst geeft die niet vastligt en, los van de uitwerking, de basis vormt voor een volgende handeling. Niet geheel ongepast bij het Stadhuis dat elke keer weer overgaat tot een verbouwing van de Coolsingel, of van wederom nieuwe hoogbouw in de stad. Alles om een onstilbare honger naar een aura van grootstedelijkheid en moderniteit te creëren – wat uiteindelijk tot een top tien notering in het lijstje van de New York Times heeft geleid.

Dit creëren van een uitstraling op basis van grote namen, een manier die burgemeester en wethouders keer op keer kenschetst, is eveneens aanwezig bij de keuzes voor de werken. Koolhaas, Alvaro Siza, Norman Foster, Renzo Piano en Mecanoo staan hierin gelijk aan Fischli & Weiss, Francis Alys, Erik van Lieshout, Mark Lewis of John Smith. En net als de gebouwen van deze architecten zijn ook de getoonde videowerken niet per se met Rotterdam verbonden. Hier ligt de ironie van de tentoonstelling. Het is de Coolsingel, die door Hugo Borst werd beschreven als een tochtgat waar elke Rotterdammer een haat-liefde verhouding mee heeft, maar het liefst omzeilt. Dat is wezenlijk anders dan een fijne avenue waar men flaneert en winkelt. Het grijze en vooral functionele karakter van de straat is een directe consequentie van de wederopbouw, toen de bombardementen werden aangegrepen om helemaal opnieuw te beginnen en het gehele centrum – ook wat er nog stond – met de grond gelijk te maken, en de voormalige singel tot een belangrijke verkeersader om te vormen.

De stad is deze erfenis nooit te boven gekomen. Het bestuur blijft slopen en herbouwen, maar geeft nooit de tijd voor daadwerkelijke ontwikkeling; hier geen zwaard van Damocles, maar een sloophamer die constant boven de stad hangt. Is het centrum van Amsterdam een openluchtmuseum, dan is Rotterdam een open bouwput. Na de Koopgoot, Kop van Zuid, de Meent, het Hofplein, het Schouwburgplein, het Lloydkwartier, het Centraal Station en de markt van Blaak is het nu weer de beurt aan de Coolsingel om op de schop te gaan. Van de creatie van geschiedenis is geen sprake. Enkel de straatnamen herinneren aan een vergane historie.

Een van de redenen is een prestatiedrang van wethouders die iets voor de stad willen betekenen en dat verwezenlijken door middel van een groots architecturaal aandenken – zoals het machtshebbers door de eeuwen heen ook heeft betaamd. Onder invloed van Richard Florida’s The Rise of the Creative Class gecombineerd met een succesvolle bouwlobby is er het afgelopen decennium een omvangrijke toename van hoogbouw geweest – gelijk de aanzienlijke toename aan leegstand. Beide aspecten vormen een vruchtbaar element binnen de tentoonstelling; de gebouwen vormen een esthetisch element en de leegstaande panden fungeren hier en daar als projectieruimte.

Als je op de Coolsingel staat te kijken in de januari kou of de februari regen en de wind door je jas waait, besef je dat de werken niet per se over Rotterdam gaan. Overal ter wereld zijn er avenues, staan er hoge gebouwen, zijn er marathons, metro’s en bouwputten: dat tonen de gekozen werken zelf. Juist de aspecten die de Coolsingel herkenbaar maken, zijn afwezig. Wel de marathon, niet het zomercarnaval. Wel de hoogbouw, niet de arbeiderswoningen. Hier wordt getoond dat de Rotterdamse publieke ruimte niet aan de Rotterdammers toehoort, maar aan de internationale pretenties van de beleidsmakers. Het is een expositie die toont hoe stadsmarketing het beleid en de publieke ruimte domineren – ten koste van de daadwerkelijke stad en haar bewoners.

Deze afwezigheid van Rotterdam binnen een tentoonstelling die een eerbetoon had moeten zijn aan de aorta van de stad legt dit alles bloot. De vervreemding van de bewoners als het gaat om het beleid; Rotterdam op de kaart zetten als architectuurstad, met hoge gebouwen van publiek geld, maar met even hoge leegstand als gevolg. De grote namen binnen de architectuur gebruiken om in lijstjes van vermaarde blogs, tijdschriften en kranten te komen, maar geen oog hebben voor wat er daadwerkelijk in de stad speelt. Deze ode aan een avenue is een metafoor voor de vervreemding: want waar is de wind, de haven, de Rotterdammer? Deze ode toont precies dat euvel. Dit is niet een ode aan de Rotterdamse Coolsingel, het modernistische ideaal, de rauwheid en de wind. Het onbepaalde lidwoord ‘een’ in de titel zegt daarmee misschien wel alles. Dit is de vleesgeworden marketingstrategie van B&W, dit is de lofzang op een straat die overal had kunnen liggen: dit is een eerbetoon aan welke avenue dan ook.

Elmgreen & Dragset, IT'S NEVER TOO LATE TO SAY SORRY (2011) foto: Jannes Linders
Fischli & Weiss, DER RECHTE WEG (THE RIGHT WAY) (1983)
Atelier van Lieshout, CASCADE (2009) foto: Jannes Linders