Luiheid als façade

Anne Beeksma
Milan Boonstra, DEAR DIARY (2012)

Een slacker verzuimt verantwoordelijkheden en werkt zo weinig als mogelijk. Een luiaard. Roodkapje wijdt een expositie aan de post-slacker: de opvolger van de slacker. De post-slacker doet zich voor als een slacker, maar werkt stiekem best hard. “Laziness as the facade for the hard-working creative” leest de definitie in de begeleidende publicatie.

Vijf kunstenaars worden getoond in de expositie die sober is opgebouwd. Roodkapje huist sinds kort aan de Teilingerstraat in de Agniesebuurt, of Swagniese, zoals ontwerperscollectief MWAH op het T-shirt heeft gedrukt dat elke tentoonstellingsbezoeker gratis meekrijgt. De sobere inrichting van de expositie is een direct gevolg van de herontwikkeling van de wijk. De buurt is een gentrification-petrischaaltje dichtbij het Centraal Station, dat zich de komende jaren moet ontwikkelen tot hét Rotterdamse gebied voor de creatieve industrie. De geuzennaam van Van Dalen is alvast een goede stap in de conceptuele richting. Roodkapje heeft de sleutels gekregen van een leegstaand kantoorgebouw en in een maand tijd niet alleen de expositie maar ook de Magnetronbar en twee podia opgebouwd. Roodkapje is geen strakke white cube, maar een D.I.Y.-ruimte waar kunst bekeken kan worden terwijl de bezoekers van de Magnetronbar op de achtergrond mezze eten.

Het werk You Want Me to Be Shiny, I’ll Be Shiny!!! van Nada van Dalen (1983) bestaat uit een roze huisje, ingericht met verschillende objecten. De kern van het werk wordt gevormd door een video die in het huisje te zien is. Om het scherm van de video heen zijn allerlei verschillende Nada-artefacten geplaatst: een naakt zelfportret, een provisorisch rommelig bedje op de grond, jurken met paarden- en heelalprint en heel veel glitter. Het is een mini Nada-universum, waarin allerlei Nada-relicten te zien zijn. Deze zijn voor een deel ook terug te zien in de video, waarin jonge mensen gefilmd worden in verlaten kassen. Dat Van Dalen modeontwerper is, is te zien. De video lijkt wel een modeshow. Maar nergens is af te lezen hoe ze haar ontwerpen maakt. Als dit het universum van een modeontwerper is, is het vreemd dat naald en draad, spelden en scharen compleet ontbreken. Overal is de naam ‘Nada’ te lezen: op het dak, op de getoonde kleding. Een deel van de soundtrack bij de video is een monotone vervormde herhaling van haar naam. De letters zijn grof, vlug neergekalkt met een viltstift. ‘Nada’ lijkt een perfecte belichaming van post-slack. Ogenschijnlijk nonchalant is dit universum dat haar werkzaamheden niet laat zien, of misschien zelfs ontkent. Het getoonde werk vloeit als vanzelf voort uit het imago dat Van Dalen voor zichzelf geconstrueerd heeft.

Van fotograaf Milan Boonstra (1984) zijn foto’s te zien uit de serie Dear Diary. De belangrijkste onderwerpen zijn piemels, travestieten en drugs. De naam van de reeks suggereert dat we met Boonstra meekijken naar zijn leven. Een leven van iemand die hard feest en daar foto’s van maakt. Origineel is het niet. Maar Boonstra is niet alleen maar ‘kapothard’ aan het feesten. Hij is fotoredacteurbij VICE en werkt vaak in opdracht, altijd vasthoudend aan dezelfde rauwe stijl. Boonstra is niet bang voor zijn yolo-identiteit, hij plukt er zelfs de vruchten van.

Richie Lopez (1981), die vaak figureert in het werk van Boonstra, heeft van zijn identiteit een merk gemaakt. Zijn bijdrage bestaat uit een groot geprojecteerd zelfportret met daarvoor een glazen vitrine met snapshots van verschillende jonge mensen. Het werk van Lopez en Boonstra is nauwelijks uit elkaar te houden. Op de foto’s van Lopez zijn wéér piemels en travestieten te zien. Het bevestigt dat het creëren van een identiteit een grote rol speelt in het werk van de fotografen. Transgenderisme, transseksualiteit of travestie tonen dat iedereen vrij is om zijn eigen identiteit op te bouwen. Ogenschijnlijk fundamentele individuele eigenschappen kunnen worden aangepast naar wens. Boven een piemel kan je een bh dragen en er is geen grens in de geest die niet verruimd kan worden met wat zelfmedicatie.

Ook in het werk van Van Dalen speelt seks een rol. Aan het einde van de video treedt ze op als een soort hogepriesteres die met haar vriend sekst en getroebleerd in de camera kijkt. Het is een beetje een lege geste, die niet meer oproept dan: “Wat een gekkigheid”. Dat na de seks de figuranten uit de video worden gefilmd terwijl ze schijnbaar dood in de kassen liggen roept hetzelfde op. En dat is jammer. De potentie van het conceptuele frame van de expositie is groot. Maar de helft van de werken roept niet zoveel op; het zijn kleurrijke, niet onaantrekkelijke uitingen van een gemeenschap die zichzelf verheerlijkt (en dit niet ontkent). Van Dalen biedt overigens een workshop zelfverheerlijking aan in Roodkapje.

De twee overige werken in de tentoonstelling, van Mel Chan (1980) en Joost Goudriaan (1982), zijn verstilder dan de andere bijdragen. Zowel Goudriaan als Chan gebruiken bewerkelijke technieken. Goudriaan zet deze in om ogenschijnlijk banale objecten vorm te geven en Chan gebruikt haar beheersing van de schilderkunst om de wolken weer te geven die zich vormen bij grote explosies. Ze abstraheert deze wolken en geeft ze een roze kleur. De werken van Chan, uit de serie It’s Only the End of the World, zijn in Post Slack naast elkaar gehangen. Het is een bevreemdende stoet van roze rampen, die niet zouden misstaan in een meisjeskamer.

Roodkapje wil, volgens haar website, geen kunsttempel zijn, maar een plek waar het creatieve leven kan worden gevierd. Een plek waar nieuwsgierigheid wordt opgewekt. De grote ambitie van het kunstgedeelte van Roodkapje contrasteert hiermee. Het motto ‘We are the world’, de redelijk pretentieuze teksten in de begeleidende publicatie; de tentoonstelling creëert hiermee een gevoel dat er iets niet helemaal wordt waargemaakt. De werken vormen een interessante illustratie van een fenomeen, maar gaan niet veel verder dan dat. Daarnaast vormen ze niet bepaald een eenheid. De beheerste werken van Goudriaan en Chan bijvoorbeeld zijn niet goed te rijmen met het werk van Lopez en Boonsta. De tentoongestelde werken en het bijbehorende omvangrijke conceptuele programma raken elkaar niet genoeg, of willen elkaar niet raken. Een onderscheid dat naadloos aansluit bij de definitie van de post-slacker, dat wel.

Milan Boonstra, DEAR DIARY (2012)
Milan Boonstra, DEAR DIARY (2012)
Milan Boonstra, DEAR DIARY (2012)
Mel Chan, IT'S ONLY THE END OF THE WORLD (no.10)