During the exhibition the gallery will be closed

Debbie Broekers

Wanneer je het nieuwe boek – de vleeswording van zijn doctoraat – van Camiel van Winkel (1964) in je handen krijgt, is het eerste wat je leest een paradox: During the Exhibition the Gallery will be Closed. Wat? Juist. De titel verwijst naar het werk Closed Gallery Piece dat conceptueel kunstenaar Robert Barry in 1969 in drie verschillende steden uitvoerde, waaronder Amsterdam. De ambigue titel past uitstekend bij Van Winkel’s betoog: conceptuele kunst wordt gekenmerkt door paradoxen die tot op heden onopgelost blijven. Waarom vindt Van Winkel het relevant om vandaag de dag naar deze kunststroming te kijken?

Het boek is samengesteld uit zeven essays die de auteur in de periode 2001-2010 voor verschillende gelegenheden heeft geschreven. De essays verschillen behoorlijk in lengte, inhoud en stijl. Sommige zijn thematisch, terwijl andere een meer historische benadering volgen. Van Winkel heeft ervoor gekozen om de essays in drie delen te presenteren. Deze zijn getiteld: Unfortunate Implications, Conceptual Art in a Visual World en Conceptual Art and Photography. Het eerste deel beslaat een vroege fase in zijn onderzoek met teksten uit 2001 en 2002. In de inleiding geeft Van Winkel aan dat hoewel de term ‘conceptuele kunst’ toen nog geen prominente plaats innam in zijn onderzoek, beide teksten wel al onderwerpen aansnijden – zoals de dominantie van informatie en de groeiende rol van bemiddelaars in de kunstwereld, die een belangrijke rol zijn gaan spelen in zijn latere onderzoek. Door de teksten in hun pure vorm te presenteren, zonder ze te actualiseren, wil de auteur laten zien hoe het conceptualisme zijn onderzoek heeft beïnvloed.

Volgens Van Winkel zijn de hedendaagse kunstproductie en -receptie nadrukkelijk verbonden met het conceptualisme. Het conceptualisme bracht namelijk structurele veranderingen met zich mee, die de kunstwereld voorgoed veranderden. Een voorbeeld hiervan is dat zelfs lang na het conceptualisme het idee van de scheiding tussen het ‘concept’ en de ‘uitvoering’ van een werk, is blijven bestaan. Van Winkel laat de hedendaagse kunst omstreeks 1970 beginnen, toen het conceptualisme haar piek bereikte. Deze periodisering maakt van de hedendaagse kunst een nadrukkelijk ‘postconceptueel’ fenomeen in de dubbele betekenis van het woord: het is de kunst die zowel volgt op, als voortkomt uit, het conceptualisme.

Van Winkel geeft aan dat een scheiding zoals deze altijd een artificieel karakter heeft en daarin heeft hij gelijk. Wat zijn de voordelen van zijn periodisering? Door de conceptuele kunst – en haar erfenis – vanuit het perspectief van de hedendaagse kunstproductie en -receptie te beschouwen, wordt niet alleen de beweging zelf, maar ook de gevolgen van de beweging op de kunstwereld in ogenschouw genomen. Dit biedt de lezer niet alleen een rijker beeld van het conceptualisme, maar legt ook veel onopgeloste zaken van de huidige kunstproductie en -receptie bloot.

Een van de onopgeloste zaken die in Van Winkel’s studie veel ruimte krijgt is de huidige crisis in de kunstkritiek. Van Winkel doelt op het feit dat er tegenwoordig geen objectieve kwaliteitscriteria meer bestaan voor de beoordeling van kunstwerken. Volgens de auteur is deze crisis te herleiden tot het conceptualisme, waar een objectief waardeoordeel voor het eerst onmogelijk werd omdat de uitwerking van een werk ondergeschikt werd geacht aan het concept – het credo “Any result is a good result.”

Met dit credo maakte het conceptualisme de professie van de kunstcriticus niet alleen belachelijk; ze maakte hem ook precair. Volgens Van Winkel is deze bestaande situatie nog nooit echt in ogenschouw genomen door hen wie het aangaat. Van Winkel bepleit dat dit urgent moeten gebeuren: “It is all the more pressing that critics, theoreticians and historians set themselves the task of developing ‘post-conceptual’ criteria for judging contemporary works of art in a convincing way.”

Volgens de auteur moeten de paradoxen en consequenties van de conceptuele kunst aan het licht worden gebracht en worden geaccepteerd. Van Winkel leidt onder meer de crisis in de kunstkritiek terug tot haar oorsprong in het conceptualisme. Er moet worden geaccepteerd dat er niet langer vaste maatstaven zijn, zowel voor de productie als receptie van kunst. Van Winkel benadrukt dat het creëren van nieuwe dogma’s ook zeker geen oplossing is. Zijn studie doet de lezer beseffen waar de kunstproductie en -kritiek staat en hoe ze in deze situatie terecht is gekomen.

Hoewel de inhoud van Van Winkel’s studie veel stof tot nadenken biedt, is er wel het een en ander op te merken aan de opbouw van het boek. Zo is de introductie de enige tekst die speciaal voor deze publicatie is geschreven, en deze is helaas rommelig. Van Winkel besteedt veel ruimte aan het verantwoorden van zijn keuze de essays niet te actualiseren. Al lezende merk je dat deze verantwoording ook nodig is: er zijn veel overlappingen in informatie en hoewel de essays afzonderlijk erg interessant zijn en rijke analyses bevatten, zijn ze niet altijd even relevant voor het argument dat Van Winkel met deze studie wil maken. Daarnaast is er relatief weinig aandacht voor conceptuele kunstwerken zelf, want hoewel de auteur veel afbeeldingen van conceptueel werk laat zien, worden deze bijna nergens concreet in verband gebracht met zijn betoog.

Desondanks is During the Exhibition the Gallery will be Closed een informatief en toegankelijk boek. Diegenen die meer willen weten over conceptuele kunst, haar doelstellingen en uitwerkingen, zijn bij Van Winkel aan het juiste adres. Ook voor kunst professionals is de studie een aanrader. Het boek kan gezien worden als het begin van een nieuw pad voor de kunstgeschiedenis; een pad dat terugblikt en probeert te begrijpen hoe het zich tot dusver ontwikkeld heeft en waar het in de toekomst naartoe zal gaan. Hoewel Van Winkel’s bevindingen soms nihilistisch kunnen overkomen, is er, naar mijn mening, geen reden tot treuren. De situatie van het postconceptualisme heeft argumentatie en redenatie namelijk belangrijker gemaakt dan ooit tevoren. Zowel kunstenaar als criticus kunnen niet zomaar overal mee weg komen, ze moeten hun mannetje kunnen staan en zich kunnen verantwoorden voor hun (artistieke) keuzes. “Not just any result is a good result!”

Camiel van Winkel
Valiz, Amsterdam
ISBN 978-90-78088-56-1
€25,00