Alles is een woord

Maria Barnas
Alles is een onderbreking van de lege ruime, Estelle Boelsma. Uitgeverij Stanza, 2016.

In Rear Window, een film van Hitchcock uit 1954, kijkt een fotograaf uit het raam van zijn appartement. Hij heeft een gebroken been en zit in een rolstoel. Vanuit deze min of meer vaste positie heeft hij zicht op zijn overburen: een stel dat in de zomerhitte van New York het balkon verkiest boven het bed, een balletdanseres die pirouetten draaiend haar ontbijt klaarmaakt, een vertegenwoordiger wiens vrouw op mysterieuze wijze verdwijnt. De plot van de film draait om het vermoeden van de fotograaf dat zijn overbuurman zijn vrouw heeft vermoord. De fotograaf heeft de moord zelf niet gezien. Wel merkt hij op dat de vrouw er niet meer is, dat de vertegenwoordiger een zaag tevoorschijn haalt, dat hij meermaals een zware koffer zijn huis uit zeult en dat hij de badkamer schrobt.

Er komt geen bloed aan te pas. Toch verschijnen de meest bloederige taferelen voor mijn geestesoog. Het feit dat de fotograaf een fantast zou kunnen zijn – hij heeft immers weinig anders te doen dan uit het raam turen en mijmeren – maakt dat de spanning om te snijden is.

Een van de ramen van de overburen biedt zicht op een vrouw, die de tafel dekt voor twee. Diep ontroerend is het om te zien hoe zij een denkbeeldige man binnenlaat, zich door hem op haar wang laat kussen, wijn voor hem inschenkt. Ze proost in het luchtledige en vangt een geanimeerd gesprek aan. De fotograaf glimlacht om zoveel vindingrijkheid die de eenzaamheid moet verdrijven. Maar dan stort haar spel in. De vrouw laat zich op tafel zakken. De eenzaamheid – die van haar, die van de fotograaf en die van de filmkijker – is groter dan ooit.

Estelle Boelsma (1971), beeldend kunstenaar en dichter, weet net als Hitchcock beelden op te roepen met wat uitdrukkelijk niet wordt getoond, zoals in het gedicht ontvouw de ruimte met aandacht:

er zijn woorden die ik veel ben gaan gebruiken de laatste tijd –

zoals: duister, fantastisch, megalomaan, soelaas,
hindernissen
oceaan

Hoewel niet onmiddellijk duidelijk is wat de lading is van deze mededeling, wordt de lezer aangespoord betekenis te zoeken in de woorden die de dichter vast niet zomaar vaker is gaan gebruiken. De begrippen schommelen tussen wat beknelt (duister, hindernissen) en wat ruimte biedt (fantastisch, soelaas, oceaan). De oceaan staat nergens precies beschreven, maar het water dat zich aan het einde van de opsomming – wijd op een nieuwe regel – uitstrekt, belooft niet veel goeds. Het gedicht beschrijft de toestand van iemand die een verhouding tot de werkelijkheid zoekt via waarnemingen. In het feit dat dit niet lukt, schuilt een wanhoop die met de dingen in de kamer lijken te versmelten. De emoties liggen buiten de ‘ik’ van de dichter.

Het leven speelt zich af tussen de woorden, in de ruimte waarin de hersenen informatie aan het verwerken zijn tot een emotie. De verstilling in de taal van Boelsma wordt bereikt door het schetsen van de ruimte rondom de grote emoties. Zo kan wanhoop het licht zijn tussen de vingers van een hand die voor het gezicht is geslagen:

oh dingen in de kamer
die samentrekken tot een kluwen eigen wil
en daaruit knalt het licht tussen mijn
vingers als een kader om de dingen heen
onze hoofdwonden verklaren pleinvrees

In een laboratorium laat de ‘ik’ een slaaponderzoek doen.

voor zover ik weet kan het niet bestaan –
het amygdala paard galoppeert steeds
als ik slaap

Het beeld van een paard dat de angsten beheerst, of door angsten wordt beheerst, is treffend – een snelle internetsearch leert dat de amygdala verbanden legt tussen informatie die van verschillende zintuigen afkomstig is en koppelt aan emoties. De amygdala is ook de plek in de hersenen waar de angsten worden opgeslagen. De opgejaagde hoeven daveren door het lichaam.

Hersenelektroden en een sensorkastje leveren echter niets meetbaars op:

alles was in orde, zei men
hersengolven zo gewoon, gedrapeerd
op een flauwe curve
alles was doodnormaal en niets was verheffend
ik werd er onrustig van

Boelsma blijft vasthouden aan haar eigen waarnemingen, die soms een ironische uitwerking hebben: ook een ontraceerbaar probleem kan onrust geven. Wetenschappelijke kennis is een handvat, maar biedt geen houvast. Filosofische beschouwingen bieden misschien wel een poëtische ruimte, maar geen zekerheid. Door haar omgeving te beschrijven zoals zij zich voordoet, schept Boelsma uiteindelijk een nieuwe werkelijkheid. Hierin zijn de woorden zelf tastbaar geworden.

ik staar en maak rustige gebaren –
besteed aandacht aan mijn woorden met name
hoe ze eindigen in mijn mond en dan
terug laten vallen tegen mijn tanden